Nederlandse bedrijven zijn steeds vaker slachtoffer van economische delicten.
Meer dan de helft van de Nederlandse bedrijven kreeg de afgelopen 2 jaar met één
of meer economische delicten te maken. Dat blijkt uit de Global Economic Crime
Survey 2011, een tweejaarlijks wereldwijd onderzoek van PwC naar de oorzaken van
economische delicten en de gevolgen daarvan voor organisaties. Aan het onderzoek
deden onder meer respectievelijk 250 en 800 (middel)grote Nederlandse en Duitse
organisaties mee. De Nederlandse resultaten zijn geanalyseerd door de sectie
Criminologie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de VU Amsterdam. Ze
worden vanmiddag gepresenteerd in de Amsterdamse Westergasfabriek tijdens een
seminar van PwC over fraudepreventie.
Meer dan de helft van de Nederlandse bedrijven zegt de afgelopen 2 jaar met één of meer economische delicten te maken hebben gehad. Zo steeg het percentage bedrijven dat te maken kreeg met vermogensdelicten, zoals diefstal, verduistering of oplichting, van 20% in 2007 naar 44% in 2011. Daarnaast heeft tweederde van de bedrijven een vermoeden dat er minstens één vergrijp heeft voorgedaan. Het is dus aannemelijk dat het werkelijke percentage bedrijven dat blootgesteld wordt aan economische delicten hoger ligt. Naast vermogensdelicten zijn bedrijven ook vaak slachtoffer van digitale inbraken waarbij klant- of bedrijfsgegevens zijn ontvreemd. 15% van de bedrijven zegt hier mee te maken hebben gehad. Daarnaast was 5% slachtoffer van digitale of industriële spionage. PwC wijst op de snelle toename van het aantal digitaal gerelateerde delicten, een trend welke zich naar verwachting in de komende jaren verder zal intensiveren.
Volgens André Mikkers, forensisch onderzoeker bij PwC, schept het onderzoek een indringend beeld van hoe ondernemingen omgaan met economische criminaliteit. Hij is verrast door het relatief hoge percentage bedrijven dat bereid is concessies te doen aan het eigen anti-corruptiebeleid. "Weliswaar geeft driekwart van de bedrijven aan dat zij geen compromissen sluit als het gaat om corruptie. Daar staat tegenover dat een kwart zich mogelijk wel inlaat met corruptie als daar zakelijk succes tegenover staat. Een pijnlijke constatering. Zeker nu steeds meer handelsrelaties worden aangeknoopt met landen in het linkerrijtje van de corruptieranglijst van Transparency International, en de dreiging van een nieuwe economische crisis extra druk zet op de resultaten en bonussen van verkopers en inkopers."
Nederlandse bedrijven krijgen meer te maken met corruptie. Het percentage bedrijven dat hier mee te maken heeft, steeg van 5% in 2007 naar 8% in 2011. Nog eens 14% denkt dat omkoping of het betalen van smeergeld voorkomt in de eigen organisatie. Van de internationaal opererende bedrijven vindt 12% het betalen van smeergeld zelfs een voorwaarde om zaken te kunnen doen in corruptiegevoelige landen. Mikkers wijst in dit verband op de vooringenomenheid ten aanzien van Zuid-Europese landen. Bedrijven zonder ervaring in Zuid-Europese landen zijn meer dan 2 keer zo sceptisch over integer zakendoen in die landen dan bedrijven die daar wel actief zijn.
Justitie heeft nog altijd maar een beperkt aandeel in de ontdekking van economische delicten. Slechts 7% werd aan het licht gebracht door politie of Openbaar Ministerie en 6% door andere officiële inspectiediensten. De meeste zaken worden ontdekt door tips van interne (12%) en externe (31 %) tipgevers. Interne controles zijn goed voor een kwart van de geconstateerde misstappen. Bedrijven met een klokkenluiderregeling rapporteren meer aangetoonde delicten (53%) dan bedrijven zonder (42%). Het is daarom des te opvallend dat slechts 35% van de onderzochte bedrijven een klokkenluiderregelingen heeft. Bovendien is de acceptatie ervan binnen organisaties gering.
André Mikkers: "Dit onderzoek onderstreept nog maar eens het belang van een laagdrempelige klokkenluiderregeling. Veel fraudes blijven te lang onopgemerkt omdat het toezicht in organisaties te hoogdrempelig is. Mogelijke klokkenluiders worden daardoor afgeschrikt, en de enkeling die toch doorzet raakt gefrustreerd door de stroperigheid en ondoorzichtigheid van het meldingsproces. Dat maakt weer dat mensen in de omgeving van een fraudeur, die vaak in een afhankelijke positie verkeren, extra kwetsbaar worden voor intimidatiepraktijken en veelal op den duur hun beschuldigingen maar afzwakken. Of in zijn geheel intrekken. Een organisatie moet vooral uitstralen dat klokkenluiders niet gezien worden als deloyale beroepsroddelaars, maar als mensen die in het belang van de integriteit van de organisatie waar ze voor werken hun nek durven uit te steken."
Het onderzoek zoomt ook in op de kwaliteit en succesfactoren van preventie- en nalevingmaatregelen (compliance). Van de onderzochte bedrijven beschikt 57% over een eigen compliance-programma, inclusief controleurs. Een meerderheid zegt concurrentievoordelen te behalen door deze programma's. Ze denken een streepje voor te hebben bij grote klanten als ze voldoen aan wet- en gedragsregels. Ongeveer de helft wil haar compliance-programma dwingender opleggen aan leveranciers en klanten. Ook wil de helft van alle bedrijven haar preventie- en nalevingmaatregelen verbeteren en/of uitbreiden naar leveranciers en relaties. Certificering om klanten en toezichthouders te overtuigen wint snel aan populariteit: tweederde wil normen, zoals de ISO-norm, invoeren.
Meer dan de helft van de Nederlandse bedrijven zegt de afgelopen 2 jaar met één of meer economische delicten te maken hebben gehad. Zo steeg het percentage bedrijven dat te maken kreeg met vermogensdelicten, zoals diefstal, verduistering of oplichting, van 20% in 2007 naar 44% in 2011. Daarnaast heeft tweederde van de bedrijven een vermoeden dat er minstens één vergrijp heeft voorgedaan. Het is dus aannemelijk dat het werkelijke percentage bedrijven dat blootgesteld wordt aan economische delicten hoger ligt. Naast vermogensdelicten zijn bedrijven ook vaak slachtoffer van digitale inbraken waarbij klant- of bedrijfsgegevens zijn ontvreemd. 15% van de bedrijven zegt hier mee te maken hebben gehad. Daarnaast was 5% slachtoffer van digitale of industriële spionage. PwC wijst op de snelle toename van het aantal digitaal gerelateerde delicten, een trend welke zich naar verwachting in de komende jaren verder zal intensiveren.
Volgens André Mikkers, forensisch onderzoeker bij PwC, schept het onderzoek een indringend beeld van hoe ondernemingen omgaan met economische criminaliteit. Hij is verrast door het relatief hoge percentage bedrijven dat bereid is concessies te doen aan het eigen anti-corruptiebeleid. "Weliswaar geeft driekwart van de bedrijven aan dat zij geen compromissen sluit als het gaat om corruptie. Daar staat tegenover dat een kwart zich mogelijk wel inlaat met corruptie als daar zakelijk succes tegenover staat. Een pijnlijke constatering. Zeker nu steeds meer handelsrelaties worden aangeknoopt met landen in het linkerrijtje van de corruptieranglijst van Transparency International, en de dreiging van een nieuwe economische crisis extra druk zet op de resultaten en bonussen van verkopers en inkopers."
Nederlandse bedrijven krijgen meer te maken met corruptie. Het percentage bedrijven dat hier mee te maken heeft, steeg van 5% in 2007 naar 8% in 2011. Nog eens 14% denkt dat omkoping of het betalen van smeergeld voorkomt in de eigen organisatie. Van de internationaal opererende bedrijven vindt 12% het betalen van smeergeld zelfs een voorwaarde om zaken te kunnen doen in corruptiegevoelige landen. Mikkers wijst in dit verband op de vooringenomenheid ten aanzien van Zuid-Europese landen. Bedrijven zonder ervaring in Zuid-Europese landen zijn meer dan 2 keer zo sceptisch over integer zakendoen in die landen dan bedrijven die daar wel actief zijn.
Justitie heeft nog altijd maar een beperkt aandeel in de ontdekking van economische delicten. Slechts 7% werd aan het licht gebracht door politie of Openbaar Ministerie en 6% door andere officiële inspectiediensten. De meeste zaken worden ontdekt door tips van interne (12%) en externe (31 %) tipgevers. Interne controles zijn goed voor een kwart van de geconstateerde misstappen. Bedrijven met een klokkenluiderregeling rapporteren meer aangetoonde delicten (53%) dan bedrijven zonder (42%). Het is daarom des te opvallend dat slechts 35% van de onderzochte bedrijven een klokkenluiderregelingen heeft. Bovendien is de acceptatie ervan binnen organisaties gering.
André Mikkers: "Dit onderzoek onderstreept nog maar eens het belang van een laagdrempelige klokkenluiderregeling. Veel fraudes blijven te lang onopgemerkt omdat het toezicht in organisaties te hoogdrempelig is. Mogelijke klokkenluiders worden daardoor afgeschrikt, en de enkeling die toch doorzet raakt gefrustreerd door de stroperigheid en ondoorzichtigheid van het meldingsproces. Dat maakt weer dat mensen in de omgeving van een fraudeur, die vaak in een afhankelijke positie verkeren, extra kwetsbaar worden voor intimidatiepraktijken en veelal op den duur hun beschuldigingen maar afzwakken. Of in zijn geheel intrekken. Een organisatie moet vooral uitstralen dat klokkenluiders niet gezien worden als deloyale beroepsroddelaars, maar als mensen die in het belang van de integriteit van de organisatie waar ze voor werken hun nek durven uit te steken."
Het onderzoek zoomt ook in op de kwaliteit en succesfactoren van preventie- en nalevingmaatregelen (compliance). Van de onderzochte bedrijven beschikt 57% over een eigen compliance-programma, inclusief controleurs. Een meerderheid zegt concurrentievoordelen te behalen door deze programma's. Ze denken een streepje voor te hebben bij grote klanten als ze voldoen aan wet- en gedragsregels. Ongeveer de helft wil haar compliance-programma dwingender opleggen aan leveranciers en klanten. Ook wil de helft van alle bedrijven haar preventie- en nalevingmaatregelen verbeteren en/of uitbreiden naar leveranciers en relaties. Certificering om klanten en toezichthouders te overtuigen wint snel aan populariteit: tweederde wil normen, zoals de ISO-norm, invoeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.