'Nederland kan stempel drukken op regelgeving voor pensioenfondsen'
Nederland kan een belangrijke stempel drukken op de komende Europese regelgeving voor pensioenfondsen. Ons land kent niet alleen een relatief sterk ontwikkelde pensioenmarkt, maar heeft bovendien als enige land in de Europese Unie ervaring met een op Solvency II lijkend toezichtkader, het FTK.
Ook het Financieel Toetsingskader is gebaseerd op risicobasis en gaat uit van het waarderen van verplichtingen op marktwaarde. Bovendien kent het FTK ook al een continuïteitsanalyse. Volgens Edward Snieder, partner bij KPMG en segmentleider Pensioenfondsen, geeft dit Nederlandse pensioenfondsen ten opzichte van enkele andere Europese landen een voordeel als overgestapt moet worden naar een op Solvency II gebaseerd toezichtkader. Snieder: “Bovendien beweegt het FTK zich al in de richting van het Europese raamwerk, getuige de gewijzigde rentecurve die gebaseerd is op een deels aan Solvency II ontleende systematiek en getuige de contouren van het nieuwe FTK, waarin een aantal parameters is aangescherpt. Ook al vormt een zekerheidsmaat van 97,5% nog altijd de basis.”
Toch maakt de Nederlandse pensioensector zich grote zorgen over de mogelijke invoering van een Solvency II-raamwerk, zoals dat voor verzekeraars gaat gelden. “Deze zorgen hebben vooral te maken hebben met de hogere zekerheidsmaat”, zegt Alexander van Stee van KPMG Risk & Actuarial Services. Van Stee: “Onder Solvency II geldt een zekerheidsniveau van 99,5%, vergeleken met de 97,5% van het huidige FTK. De impact hiervan is groot. Echter, ook wanneer de zekerheidsmaat van 97,5% voor pensioenfondsen blijft bestaan, zullen de buffereisen toenemen. Dat komt doordat Solvency II rekening houdt met meer risico’s dan onder het FTK het geval is en omdat de diversificatievoordelen minder groot zijn. Zelfs bij een zekerheidsmaat van ‘slechts’ 97,5% zullen sommige pensioenfondsen hun vereiste buffers met meer dan 20% zien stijgen. De precieze impact is sterk afhankelijk van de specifieke kenmerken van het pensioenfonds.”
Vanuit Europa hebben volgens Van Stee vooral de pensioensectoren in de landen met een relatief grote tweede pijler, waaronder Nederland, veel kritiek geuit op de Europese voorstellen om Solvency II ook toe te passen op pensioenfondsen. Van Stee: “Veel Nederlandse pensioenfondsen vinden dat de buffereisen die gelden voor verzekeraars veel te zwaar zijn voor de Nederlandse pensioenfondsen. Uit jaarlijks onderzoek van KPMG onder honderd Nederlandse pensioenfondsen blijkt dat slechts 30% van de fondsen vindt dat de buffereisen voor pensioenfondsen even streng moeten zijn als de buffereisen voor verzekeraars. De vraag is echter of Solvency II onverkort op pensioenfondsen zal worden toegepast en of hiermee de grens van betaalbaarheid wordt overschreden. Enige nuancering van de onrust over de Europese voorstellen is op zijn plaats. Het traject voor verzekeraars heeft laten zien dat het een langdurig proces is en dat als gevolg van de lobby van verzekeraars en politiek veranderingen mogelijk zijn.”
Niettemin wijzen de eerste signalen volgens Van Stee in de richting van hogere buffereisen voor de Nederlandse pensioenfondsen. Snieder: “Dat kan ook eigenlijk niet anders. De financiële crisis heeft laten zien dat het FTK-standaardmodel geen goede reflectie opleverde van de risico’s van pensioenfondsen. De gewenste zekerheid van 97,5% was er in feite niet. De fundamentele vraag die voorligt is dus of we minder zekerheid accepteren of in plaats daarvan hogere buffers vormen om de gewenste zekerheid ook daadwerkelijk waar te kunnen maken. In dat licht bezien is het juist goed dat er een toezichtmodel komt dat de daadwerkelijke risico’s beter weerspiegelt. Dat verkleint de mismatch tussen verwachting en realisatie.”
Ook het Financieel Toetsingskader is gebaseerd op risicobasis en gaat uit van het waarderen van verplichtingen op marktwaarde. Bovendien kent het FTK ook al een continuïteitsanalyse. Volgens Edward Snieder, partner bij KPMG en segmentleider Pensioenfondsen, geeft dit Nederlandse pensioenfondsen ten opzichte van enkele andere Europese landen een voordeel als overgestapt moet worden naar een op Solvency II gebaseerd toezichtkader. Snieder: “Bovendien beweegt het FTK zich al in de richting van het Europese raamwerk, getuige de gewijzigde rentecurve die gebaseerd is op een deels aan Solvency II ontleende systematiek en getuige de contouren van het nieuwe FTK, waarin een aantal parameters is aangescherpt. Ook al vormt een zekerheidsmaat van 97,5% nog altijd de basis.”
Toch maakt de Nederlandse pensioensector zich grote zorgen over de mogelijke invoering van een Solvency II-raamwerk, zoals dat voor verzekeraars gaat gelden. “Deze zorgen hebben vooral te maken hebben met de hogere zekerheidsmaat”, zegt Alexander van Stee van KPMG Risk & Actuarial Services. Van Stee: “Onder Solvency II geldt een zekerheidsniveau van 99,5%, vergeleken met de 97,5% van het huidige FTK. De impact hiervan is groot. Echter, ook wanneer de zekerheidsmaat van 97,5% voor pensioenfondsen blijft bestaan, zullen de buffereisen toenemen. Dat komt doordat Solvency II rekening houdt met meer risico’s dan onder het FTK het geval is en omdat de diversificatievoordelen minder groot zijn. Zelfs bij een zekerheidsmaat van ‘slechts’ 97,5% zullen sommige pensioenfondsen hun vereiste buffers met meer dan 20% zien stijgen. De precieze impact is sterk afhankelijk van de specifieke kenmerken van het pensioenfonds.”
Vanuit Europa hebben volgens Van Stee vooral de pensioensectoren in de landen met een relatief grote tweede pijler, waaronder Nederland, veel kritiek geuit op de Europese voorstellen om Solvency II ook toe te passen op pensioenfondsen. Van Stee: “Veel Nederlandse pensioenfondsen vinden dat de buffereisen die gelden voor verzekeraars veel te zwaar zijn voor de Nederlandse pensioenfondsen. Uit jaarlijks onderzoek van KPMG onder honderd Nederlandse pensioenfondsen blijkt dat slechts 30% van de fondsen vindt dat de buffereisen voor pensioenfondsen even streng moeten zijn als de buffereisen voor verzekeraars. De vraag is echter of Solvency II onverkort op pensioenfondsen zal worden toegepast en of hiermee de grens van betaalbaarheid wordt overschreden. Enige nuancering van de onrust over de Europese voorstellen is op zijn plaats. Het traject voor verzekeraars heeft laten zien dat het een langdurig proces is en dat als gevolg van de lobby van verzekeraars en politiek veranderingen mogelijk zijn.”
Niettemin wijzen de eerste signalen volgens Van Stee in de richting van hogere buffereisen voor de Nederlandse pensioenfondsen. Snieder: “Dat kan ook eigenlijk niet anders. De financiële crisis heeft laten zien dat het FTK-standaardmodel geen goede reflectie opleverde van de risico’s van pensioenfondsen. De gewenste zekerheid van 97,5% was er in feite niet. De fundamentele vraag die voorligt is dus of we minder zekerheid accepteren of in plaats daarvan hogere buffers vormen om de gewenste zekerheid ook daadwerkelijk waar te kunnen maken. In dat licht bezien is het juist goed dat er een toezichtmodel komt dat de daadwerkelijke risico’s beter weerspiegelt. Dat verkleint de mismatch tussen verwachting en realisatie.”
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.