Rendement beleggingsadviseurs kan beter
Beleggingsadviseurs bij een bank verminderen de onnodige risico’s voor hun klanten. Die zijn daardoor beter af dan zelfstandige beleggers. Maar het rendement zou beter kunnen als de adviseurs minder rekening hoefden te houden met de belangen van hun werkgever. Marc Kramer onderzocht de toegevoegde waarde van beleggingsadviseurs voor zo’n 16.000 klanten. ‘Opvallend is dat juist de lager opgeleiden zich minder snel tot een adviseur wenden, terwijl ze het meer nodig hebben.’ Kramer promoveert op 20 december 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Ongeveer de helft van de beleggers in Nederland, groot of klein, maakt gebruik van de adviezen van de bank. In de jaren die Kramer onder de loep nam, hadden ze gemiddeld zo’n 50.000 à 70.000 euro te verspijkeren, met uitschieters naar beneden van een paar duizend euro, en naar boven tot tientallen miljoenen. Beleggingsadviseurs verlagen het risico waar geen kans op extra rendement tegenover staat, blijkt uit de ongeveer 16.000 beleggingsportefeuilles die Kramer bekeek. Ze spreiden de risico’s zorgvuldig. Dat kan volgens Kramer altijd nog iets beter, maar ze doen dat in elk geval veiliger dan de zelfstandige belegger.
Belangrijker is dat de adviseurs geen hoger rendement halen. Dat lijkt conform het regelmatig uitgevoerde experiment waaruit zou blijken dat beleggingsdeskundigen niet beter scoren dan een gorilla. Maar zo eenvoudig ligt het niet, zegt Kramer: ‘Die vergelijking, die soms in het voordeel van de aap uitvalt, gaat alleen over “stock picking”. Het is de taak van de adviseur om een zorgvuldig mandje samen te stellen van bij de klant passende beleggingen. Dat er verbetering mogelijk is, heeft volgens mij te maken met de spagaat waarin de adviseur zit. De belangen van de bank waar hij in dienst is, komen niet helemaal overeen met die van zijn klanten. Zo krijgt een bank een soort provisie als er met bepaalde beleggingsfondsen zaken wordt gedaan. Vooral actief beheerde fondsen zijn in trek, in plaats van indexfondsen, hoewel die goedkoper zijn. Nu de wetgeving op dat punt strenger wordt, valt die prikkel vanaf 2014 weg en denk ik dat ze het belang van de klant meer kunnen dienen.’
Diegenen die van zichzelf vinden dat ze over veel financiële kennis beschikken, kiezen minder vaak voor advies. Ook stelt Kramer in zijn onderzoek vast dat klanten met hooguit een vmbo-opleiding veel minder snel advies van hun bank vragen. ‘Daarnaast wordt dat advies lang niet altijd opgevolgd, terwijl je zou verwachten dat ze daar meer behoefte aan hebben.’ Hij vermoedt dat dat samenhangt met het gebrek aan zelfinzicht van die categorie. Kramer vindt dat beleggingsadvies daarom vanzelfsprekender moet worden. ‘Het zou deel moeten uitmaken van een waaier aan mogelijkheden om betere financiële beslissingen te stimuleren, zoals financiële educatie, keuze-architectuur en regelgeving. Daarnaast verdient het aanbeveling dat adviseurs meer worden onderwezen in beleggerspsychologie.’
De periode die Kramer onderzocht beslaat de gouden jaren tussen 2003 en 2007, met rendementen van zo’n 15% per jaar. Maar zijn conclusies blijven ook geldig voor slechte periodes: ‘Ik heb onderzocht hoe goed de adviezen waren als de beurs in die jaren een poos stagneerde. Dan blijkt zich hetzelfde patroon voor te doen.’
Ongeveer de helft van de beleggers in Nederland, groot of klein, maakt gebruik van de adviezen van de bank. In de jaren die Kramer onder de loep nam, hadden ze gemiddeld zo’n 50.000 à 70.000 euro te verspijkeren, met uitschieters naar beneden van een paar duizend euro, en naar boven tot tientallen miljoenen. Beleggingsadviseurs verlagen het risico waar geen kans op extra rendement tegenover staat, blijkt uit de ongeveer 16.000 beleggingsportefeuilles die Kramer bekeek. Ze spreiden de risico’s zorgvuldig. Dat kan volgens Kramer altijd nog iets beter, maar ze doen dat in elk geval veiliger dan de zelfstandige belegger.
Belangrijker is dat de adviseurs geen hoger rendement halen. Dat lijkt conform het regelmatig uitgevoerde experiment waaruit zou blijken dat beleggingsdeskundigen niet beter scoren dan een gorilla. Maar zo eenvoudig ligt het niet, zegt Kramer: ‘Die vergelijking, die soms in het voordeel van de aap uitvalt, gaat alleen over “stock picking”. Het is de taak van de adviseur om een zorgvuldig mandje samen te stellen van bij de klant passende beleggingen. Dat er verbetering mogelijk is, heeft volgens mij te maken met de spagaat waarin de adviseur zit. De belangen van de bank waar hij in dienst is, komen niet helemaal overeen met die van zijn klanten. Zo krijgt een bank een soort provisie als er met bepaalde beleggingsfondsen zaken wordt gedaan. Vooral actief beheerde fondsen zijn in trek, in plaats van indexfondsen, hoewel die goedkoper zijn. Nu de wetgeving op dat punt strenger wordt, valt die prikkel vanaf 2014 weg en denk ik dat ze het belang van de klant meer kunnen dienen.’
Diegenen die van zichzelf vinden dat ze over veel financiële kennis beschikken, kiezen minder vaak voor advies. Ook stelt Kramer in zijn onderzoek vast dat klanten met hooguit een vmbo-opleiding veel minder snel advies van hun bank vragen. ‘Daarnaast wordt dat advies lang niet altijd opgevolgd, terwijl je zou verwachten dat ze daar meer behoefte aan hebben.’ Hij vermoedt dat dat samenhangt met het gebrek aan zelfinzicht van die categorie. Kramer vindt dat beleggingsadvies daarom vanzelfsprekender moet worden. ‘Het zou deel moeten uitmaken van een waaier aan mogelijkheden om betere financiële beslissingen te stimuleren, zoals financiële educatie, keuze-architectuur en regelgeving. Daarnaast verdient het aanbeveling dat adviseurs meer worden onderwezen in beleggerspsychologie.’
De periode die Kramer onderzocht beslaat de gouden jaren tussen 2003 en 2007, met rendementen van zo’n 15% per jaar. Maar zijn conclusies blijven ook geldig voor slechte periodes: ‘Ik heb onderzocht hoe goed de adviezen waren als de beurs in die jaren een poos stagneerde. Dan blijkt zich hetzelfde patroon voor te doen.’
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.