Lagere bijtelling privégebruik milieuvriendelijke auto toegelaten
De Hoge Raad heeft vrijdag beslist dat ondernemers voor de berekening van de btw over het privégebruik van een niet-milieuvriendelijke auto van de zaak geen beroep kunnen doen op de gunstiger regeling voor milieuvriendelijke auto's.
De zaak gaat over de btw-regeling betreffende het privégebruik van een auto van de zaak zoals die gold tot 1 juli 2011. De belastingdienst voerde het beleid dat de waarde van dat privégebruik, waarover de btw werd berekend, mocht worden gesteld op een bepaald percentage van de waarde van de auto. Dat percentage was 25, maar voor auto's met een lagere CO2-uitstoot gold een lager percentage van maximaal 14.
De belastingplichtige in de deze zaak gebruikte een niet-milieuvriendelijke auto van de zaak maar bepleitte op grond van het gelijkheidsbeginsel dat ook in zijn geval moet worden uitgegaan van 14% van de waarde van de auto, zodat hij voor zijn privégebruik net zoveel moest betalen als gebruikers van milieuvriendelijke auto's.
De belastingplichtige werd zowel door de rechtbank als door het gerechtshof in het gelijk had gesteld. Volgens deze rechters worden als gevolg van het hierboven beschreven beleid van de belastingdienst auto's met een lagere CO2-uitstoot veel gunstiger behandeld dan andere auto's zonder dat is bewezen dat de werkelijke kosten van privégebruik van die auto's lager zijn dan die van andere auto's. Voor dit onderscheid bestaat voor de heffing van btw geen rechtvaardiging. Rechtbank en hof oordeelden op basis daarvan dat de belastingplichtige de waarde van het privégebruik op 14% mocht stellen.
De staatssecretaris van Financiën heeft de uitspraak van het gerechtshof met succes aangevochten bij de Hoge Raad. Evenals het gerechtshof is de Hoge Raad van oordeel dat het beleid van de belastingdienst leidt tot een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Dit betekent echter niet dat de belastingplichtige met succes een beroep kan doen op het beleid voor auto's met een lagere CO2-uitstoot. Dat beleid leidt namelijk tot een heffing van btw over het privégebruik van auto's met een lage CO2-uitstoot, die in strijd is met de verplichtingen die het Europese (btw-)recht aan Nederland oplegt. Uitbreiding van dat onjuiste beleid tot auto's met een hogere CO2-uitstoot zou leiden tot een nog verdere inbreuk op de btw-regelgeving van de EU. Zover gaat het gelijkheidsbeginsel volgens de Hoge Raad niet. Dat beginsel en ook de verplichting van Nederland tot het naleven van het Europese recht brengen mee dat het onjuiste beleid van de belastingdienst wordt beëindigd, zoals inmiddels ook is gebeurd.
De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de belastingplichtige alsnog in het ongelijk gesteld.
De zaak gaat over de btw-regeling betreffende het privégebruik van een auto van de zaak zoals die gold tot 1 juli 2011. De belastingdienst voerde het beleid dat de waarde van dat privégebruik, waarover de btw werd berekend, mocht worden gesteld op een bepaald percentage van de waarde van de auto. Dat percentage was 25, maar voor auto's met een lagere CO2-uitstoot gold een lager percentage van maximaal 14.
De belastingplichtige in de deze zaak gebruikte een niet-milieuvriendelijke auto van de zaak maar bepleitte op grond van het gelijkheidsbeginsel dat ook in zijn geval moet worden uitgegaan van 14% van de waarde van de auto, zodat hij voor zijn privégebruik net zoveel moest betalen als gebruikers van milieuvriendelijke auto's.
De belastingplichtige werd zowel door de rechtbank als door het gerechtshof in het gelijk had gesteld. Volgens deze rechters worden als gevolg van het hierboven beschreven beleid van de belastingdienst auto's met een lagere CO2-uitstoot veel gunstiger behandeld dan andere auto's zonder dat is bewezen dat de werkelijke kosten van privégebruik van die auto's lager zijn dan die van andere auto's. Voor dit onderscheid bestaat voor de heffing van btw geen rechtvaardiging. Rechtbank en hof oordeelden op basis daarvan dat de belastingplichtige de waarde van het privégebruik op 14% mocht stellen.
De staatssecretaris van Financiën heeft de uitspraak van het gerechtshof met succes aangevochten bij de Hoge Raad. Evenals het gerechtshof is de Hoge Raad van oordeel dat het beleid van de belastingdienst leidt tot een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Dit betekent echter niet dat de belastingplichtige met succes een beroep kan doen op het beleid voor auto's met een lagere CO2-uitstoot. Dat beleid leidt namelijk tot een heffing van btw over het privégebruik van auto's met een lage CO2-uitstoot, die in strijd is met de verplichtingen die het Europese (btw-)recht aan Nederland oplegt. Uitbreiding van dat onjuiste beleid tot auto's met een hogere CO2-uitstoot zou leiden tot een nog verdere inbreuk op de btw-regelgeving van de EU. Zover gaat het gelijkheidsbeginsel volgens de Hoge Raad niet. Dat beginsel en ook de verplichting van Nederland tot het naleven van het Europese recht brengen mee dat het onjuiste beleid van de belastingdienst wordt beëindigd, zoals inmiddels ook is gebeurd.
De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de belastingplichtige alsnog in het ongelijk gesteld.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.