Belangrijke stap richting Europese Bankenunie
Dinsdag stemde het Europees Parlement in met de oprichting van een Europees mechanisme voor de afwikkeling van probleembanken en de richtlijn Depositogarantiestelsel. Hiermee zet het Europees Parlement een cruciale stap richting een volwaardige Europese Bankenunie. De Nederlandse Vereniging van Banken hecht veel belang aan de oprichting van een Europese Bankenunie omdat het onder meer de financiële stabiliteit bevordert en de link tussen staat en bank doorbreekt
Het SRM regelt op Europees niveau het proces om te bepalen of een bank in resolutie wordt geplaatst en welke stappen moeten worden gezet om de bank failliet te laten gaan. De Europese Centrale Bank (ECB) wordt als Europees toezichthouder hoofdverantwoordelijk voor het bepalen of een bank in resolutie wordt geplaatst. Een Europese resolutie-autoriteit wordt vervolgens verantwoordelijk voor het besluit over het stappenplan bij de afwikkeling van een bank.
Om zo snel en efficiënt mogelijk een besluit te kunnen nemen over dit stappenplan, vaak binnen een weekeinde, is een gestroomlijnde besluitvormingsprocedure afgesproken. Een Europees resolutiefonds zal in 8 jaar tijd moeten worden opgebouwd. In deze 8 jaar worden bijdragen van banken betaald aan nationale ‘potten’. Deze worden geleidelijk samengevoegd, zodat na 8 jaar één Europees fonds ontstaat. Na het eerste jaar wordt 40% van de bijdragen samengevoegd, na twee jaar bedraagt dit 60% van de bijdragen. De exacte bijdragen van de deelnemende banken aan het fonds worden later dit jaar bepaald. Het SRM treedt per 1 januari 2015 in werking, de bepalingen rond bail-in per januari 2016.
Het BRRD harmoniseert de crisismanagement-aanpak binnen Europa. Zo geeft het dezelfde resolutiebevoegdheden aan alle Europese resolutie-autoriteiten. De richtlijn schrijft onder meer voor dat banken herstel- en afwikkelplannen moeten opstellen waardoor zij in een crisis op een manier kunnen worden afgewikkeld dat dit geen effect heeft op de financiële stabiliteit en de overheid niet (weer) hoeft bij te springen. Een van de belangrijkste instrumenten die een autoriteit hierbij tot zijn beschikking krijgt, is bail-in. Dit houdt in dat aandeelhouders van de bank en crediteuren (o.a. obligatiehouders) als eersten de verliezen bij een bank moeten opvangen om zo de solvabiliteit van de bank te versterken. Elke lidstaat dient in aanvulling hierop een nationaal resolutiefonds op te zetten. Banken die deel uitmaken van de Bankenunie storten de bijdrage in het Europese fonds.
Het fonds kan worden aangesproken nadat bail-in is toegepast op 8% van de totale aanspraken van een bank. Ook regelt de richtlijn strikte regels over hoe en wanneer publiek geld mag worden gebruikt om een bank te versterken, bijvoorbeeld bij zogeheten 'government stabilisation tools' of via een preventieve kapitaalsinjectie door de overheid. De richtlijn gaat in op 1 januari 2015 en geldt voor iedere bank in Europa. Bail-in regels treden per 1 januari 2016 in werking.
De richtlijn DGS geeft de garantie in heel Europa dat spaartegoeden tot 100.000 euro worden gedekt. Banken worden verplicht om vooraf nationale depositogarantiestelsels te financieren. Na tien jaar moet in het DGS-fonds een bedrag zitten van ten minste 0,8 procent van de totale gedekte spaartegoeden. Lidstaten mogen, na akkoord van de Europese Commissie, de grootte van het fonds terugbrengen naar 0,5% van de gedekte spaartegoeden als haar bancaire markt sterk is geconcentreerd.
De uitbetalingstermijn aan spaarders wordt in de komende tien jaar teruggebracht tot zeven werkdagen. Nu is dat nog twintig werkdagen. Verder worden banken verplicht informatie te verstrekken over het DGS op de bankafschriften. De richtlijn moet 12 maanden na inwerkingtreding door de lidstaten worden omgezet in nationale wetgeving.
Eerder werd al overeengekomen dat vanaf november dit jaar de 128 grootste banken in de Eurozone onder Europees toezicht (SSM) worden gesteld bij de Europese Centrale Bank. Hiermee ontstaat een uniforme cultuur en structuur van het banktoezicht in Europa. Dat maakt een gelijke behandeling van banken mogelijk en houdt tegelijkertijd de diversiteit in de Europese bancaire sector in stand.
De nationale toezichthouders blijven verantwoordelijk voor het toezicht op de overige banken. Om het Europese toezicht met een schone lei te beginnen worden de balansen van de 128 banken in de aankomende maanden doorgelicht, gevolgd door een Europese stresstest. Zowel DNB, ECB als banken werken op dit moment zeer hard aan deze doorlichting. Deze doorlichting draagt bij aan het herstel van vertrouwen van de financiële markten in de Europese banken.
Het SRM regelt op Europees niveau het proces om te bepalen of een bank in resolutie wordt geplaatst en welke stappen moeten worden gezet om de bank failliet te laten gaan. De Europese Centrale Bank (ECB) wordt als Europees toezichthouder hoofdverantwoordelijk voor het bepalen of een bank in resolutie wordt geplaatst. Een Europese resolutie-autoriteit wordt vervolgens verantwoordelijk voor het besluit over het stappenplan bij de afwikkeling van een bank.
Om zo snel en efficiënt mogelijk een besluit te kunnen nemen over dit stappenplan, vaak binnen een weekeinde, is een gestroomlijnde besluitvormingsprocedure afgesproken. Een Europees resolutiefonds zal in 8 jaar tijd moeten worden opgebouwd. In deze 8 jaar worden bijdragen van banken betaald aan nationale ‘potten’. Deze worden geleidelijk samengevoegd, zodat na 8 jaar één Europees fonds ontstaat. Na het eerste jaar wordt 40% van de bijdragen samengevoegd, na twee jaar bedraagt dit 60% van de bijdragen. De exacte bijdragen van de deelnemende banken aan het fonds worden later dit jaar bepaald. Het SRM treedt per 1 januari 2015 in werking, de bepalingen rond bail-in per januari 2016.
Het BRRD harmoniseert de crisismanagement-aanpak binnen Europa. Zo geeft het dezelfde resolutiebevoegdheden aan alle Europese resolutie-autoriteiten. De richtlijn schrijft onder meer voor dat banken herstel- en afwikkelplannen moeten opstellen waardoor zij in een crisis op een manier kunnen worden afgewikkeld dat dit geen effect heeft op de financiële stabiliteit en de overheid niet (weer) hoeft bij te springen. Een van de belangrijkste instrumenten die een autoriteit hierbij tot zijn beschikking krijgt, is bail-in. Dit houdt in dat aandeelhouders van de bank en crediteuren (o.a. obligatiehouders) als eersten de verliezen bij een bank moeten opvangen om zo de solvabiliteit van de bank te versterken. Elke lidstaat dient in aanvulling hierop een nationaal resolutiefonds op te zetten. Banken die deel uitmaken van de Bankenunie storten de bijdrage in het Europese fonds.
Het fonds kan worden aangesproken nadat bail-in is toegepast op 8% van de totale aanspraken van een bank. Ook regelt de richtlijn strikte regels over hoe en wanneer publiek geld mag worden gebruikt om een bank te versterken, bijvoorbeeld bij zogeheten 'government stabilisation tools' of via een preventieve kapitaalsinjectie door de overheid. De richtlijn gaat in op 1 januari 2015 en geldt voor iedere bank in Europa. Bail-in regels treden per 1 januari 2016 in werking.
De richtlijn DGS geeft de garantie in heel Europa dat spaartegoeden tot 100.000 euro worden gedekt. Banken worden verplicht om vooraf nationale depositogarantiestelsels te financieren. Na tien jaar moet in het DGS-fonds een bedrag zitten van ten minste 0,8 procent van de totale gedekte spaartegoeden. Lidstaten mogen, na akkoord van de Europese Commissie, de grootte van het fonds terugbrengen naar 0,5% van de gedekte spaartegoeden als haar bancaire markt sterk is geconcentreerd.
De uitbetalingstermijn aan spaarders wordt in de komende tien jaar teruggebracht tot zeven werkdagen. Nu is dat nog twintig werkdagen. Verder worden banken verplicht informatie te verstrekken over het DGS op de bankafschriften. De richtlijn moet 12 maanden na inwerkingtreding door de lidstaten worden omgezet in nationale wetgeving.
Eerder werd al overeengekomen dat vanaf november dit jaar de 128 grootste banken in de Eurozone onder Europees toezicht (SSM) worden gesteld bij de Europese Centrale Bank. Hiermee ontstaat een uniforme cultuur en structuur van het banktoezicht in Europa. Dat maakt een gelijke behandeling van banken mogelijk en houdt tegelijkertijd de diversiteit in de Europese bancaire sector in stand.
De nationale toezichthouders blijven verantwoordelijk voor het toezicht op de overige banken. Om het Europese toezicht met een schone lei te beginnen worden de balansen van de 128 banken in de aankomende maanden doorgelicht, gevolgd door een Europese stresstest. Zowel DNB, ECB als banken werken op dit moment zeer hard aan deze doorlichting. Deze doorlichting draagt bij aan het herstel van vertrouwen van de financiële markten in de Europese banken.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.