Door het provisieverbod zijn de kosten van beleggingsdienstverlening zichtbaar voor de klant nu deze direct worden betaald. Particuliere beleggers zijn sinds de invoering vaker op de hoogte van deze kosten. Ook is het nu gemakkelijker om kosten van beleggingsdienstverlening te vergelijken. Dat blijkt uit marktonderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) onder 618 beleggers. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau GfK.
Sinds de invoering van het provisieverbod zeggen meer beleggers informatie te hebben gezien over de kosten van beleggingsdienstverlening. Was dat eind 2013 nog 57% van de beleggers, nu is dat 72%. Onder beleggers die gebruik maken van een financieel adviseur is dat gestegen naar 81%. Ruim de helft van alle beleggers zegt te weten wat zij procentueel per jaar aan kosten betalen. Een derde heeft dat wel in een overzicht (gezien), of weet wel (ongeveer) de bedragen, maar kan geen percentages noemen. Opmerkelijk is dat 16% geen interesse heeft in de kosten, of het te veel gedoe vindt om dat uit te zoeken.
Bijna de helft ervaart dat de kosten van beleggingsdienstverlening overzichtelijker zijn geworden door de invoering van het provisieverbod, voor vermogensbeheerklanten geldt dat nog vaker. Daarnaast vindt twee vijfde van alle beleggers dat de kosten van dienstverleners beter met elkaar vergeleken kunnen worden. Dit zegt echter nog niets over de zichtbaarheid van de kosten van het product of financieel instrument waarin wordt belegd. Mifid II en PRIIPS (en dus de Vergelijkende Kostenmaatstaf) gaan daar wel voor zorgen. Bij het nemen van een beleggingsbeslissing moeten beleggers drie zaken meewegen: rendement, beleggingsrisico en kosten van beleggen.
Een goede spreiding van de portefeuille wordt vaak genoemd als belangrijke beleggingstip. Toch vraagt de AFM zich af of de Nederlandse belegger dit goed voor ogen heeft. Een krappe meerderheid (55%) geeft aan maar één soort belegging (exclusief sparen) in de portefeuille te hebben en het gemiddeld aantal soorten beleggingen in de portefeuille komt uit op 1,7. De vraag is dan of hier sprake is van beleggingsfondsen met effecten die goed over de verschillende regio’s en sectoren zijn verdeeld, of dat dit bijvoorbeeld afzonderlijke Nederlandse aandelen zijn. In het laatste geval doet die belegger er goed aan om na te denken over de risico’s die hij daarbij loopt.
In 2013 had nog 10% van adviesklanten en 3% van de beheerklanten voornemens om over te stappen naar het execution only-kanaal als gevolg van het provisieverbod. Het aantal echte overstappers op basis van dit consumentenonderzoek onder beleggers is marginaal, want consumenten zetten hun intenties niet altijd om in daadwerkelijke acties.
De beelden uit deze consumentenmonitor bevestigen het beeld dat de AFM heeft van deze ontwikkelingen: “Door het provisieverbod is de belegger zich meer bewust van de kosten van beleggingsdienstverlening. Dat is iets wat wij natuurlijk toejuichen, want kosten bepalen in grote mate het uiteindelijke rendement. Daarnaast bevestigen de uitkomsten onze indrukken, dat beleggers niet massaal overstappen naar execution only”.
Sinds de invoering van het provisieverbod zeggen meer beleggers informatie te hebben gezien over de kosten van beleggingsdienstverlening. Was dat eind 2013 nog 57% van de beleggers, nu is dat 72%. Onder beleggers die gebruik maken van een financieel adviseur is dat gestegen naar 81%. Ruim de helft van alle beleggers zegt te weten wat zij procentueel per jaar aan kosten betalen. Een derde heeft dat wel in een overzicht (gezien), of weet wel (ongeveer) de bedragen, maar kan geen percentages noemen. Opmerkelijk is dat 16% geen interesse heeft in de kosten, of het te veel gedoe vindt om dat uit te zoeken.
Bijna de helft ervaart dat de kosten van beleggingsdienstverlening overzichtelijker zijn geworden door de invoering van het provisieverbod, voor vermogensbeheerklanten geldt dat nog vaker. Daarnaast vindt twee vijfde van alle beleggers dat de kosten van dienstverleners beter met elkaar vergeleken kunnen worden. Dit zegt echter nog niets over de zichtbaarheid van de kosten van het product of financieel instrument waarin wordt belegd. Mifid II en PRIIPS (en dus de Vergelijkende Kostenmaatstaf) gaan daar wel voor zorgen. Bij het nemen van een beleggingsbeslissing moeten beleggers drie zaken meewegen: rendement, beleggingsrisico en kosten van beleggen.
Een goede spreiding van de portefeuille wordt vaak genoemd als belangrijke beleggingstip. Toch vraagt de AFM zich af of de Nederlandse belegger dit goed voor ogen heeft. Een krappe meerderheid (55%) geeft aan maar één soort belegging (exclusief sparen) in de portefeuille te hebben en het gemiddeld aantal soorten beleggingen in de portefeuille komt uit op 1,7. De vraag is dan of hier sprake is van beleggingsfondsen met effecten die goed over de verschillende regio’s en sectoren zijn verdeeld, of dat dit bijvoorbeeld afzonderlijke Nederlandse aandelen zijn. In het laatste geval doet die belegger er goed aan om na te denken over de risico’s die hij daarbij loopt.
In 2013 had nog 10% van adviesklanten en 3% van de beheerklanten voornemens om over te stappen naar het execution only-kanaal als gevolg van het provisieverbod. Het aantal echte overstappers op basis van dit consumentenonderzoek onder beleggers is marginaal, want consumenten zetten hun intenties niet altijd om in daadwerkelijke acties.
De beelden uit deze consumentenmonitor bevestigen het beeld dat de AFM heeft van deze ontwikkelingen: “Door het provisieverbod is de belegger zich meer bewust van de kosten van beleggingsdienstverlening. Dat is iets wat wij natuurlijk toejuichen, want kosten bepalen in grote mate het uiteindelijke rendement. Daarnaast bevestigen de uitkomsten onze indrukken, dat beleggers niet massaal overstappen naar execution only”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.