De wereld van het grote geld en de financiën van ‘gewone’ huishoudens zijn diep verweven, dat staat buiten kijf na de crisis in 2008. Maar volgens Oscar Gelderblom, hoogleraar Financiële geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, laat de geschiedenis zien dat er niet één manier is om onze geldzaken te regelen. In Nederland bestond al ver vóór 1800 een goed functionerend financieel systeem, waarin burgers veel zelf deden en de overheid zorgde voor aanvullende financiële diensten voor huishoudens en kleine ondernemingen. Op 19 februari vertelt hij tijdens zijn oratie wat we op financieel vlak kunnen leren van de Gouden Eeuw.
Het grote geld van Amsterdam in de Gouden Eeuw – het is een spannend en leerzaam verhaal dat zich uitstekend leent voor publieksboeken, TV series of games. Maar het is ook een verhaal dat vaak verkeerd verteld wordt. Er is meestal zóveel aandacht voor de moderne trekken van de Amsterdamse beurs, dat gemakkelijk vergeten wordt dat de overgrote meerderheid van de bevolking niets met deze wereld van doen had. Dat de geldzaken van de meeste inwoners van Amsterdam op een heel andere manier georganiseerd waren.
In de Gouden Eeuw was de haute finance een onderonsje van kooplieden, financiers en hun welgestelde familieleden. Geld lenen deden burgers en ondernemers bij familieleden, buren of instanties die dichtbij hen stonden, zoals gildes. Ook al waren er in de zeventiende en achttiende eeuw in Amsterdam wél heftige koersschommelingen, spraakmakende bankroeten, en grove financiële schandalen, deze raakten nooit de geldzaken van de gewone man en vrouw in de straat.
Dat zet aan het denken, vindt Gelderblom: “Zou er in onze huidige samenleving niet een grotere scheiding moeten zijn tussen de financiële sector en de huishoudboekjes van gezinnen? Zijn we niet beter af met een degelijke, saaie financiële sector die alleen simpele producten aanbiedt? Zouden we de grote financiële spelers niet beter op kunnen sluiten in hun eigen, goed bewaakte, internationale reservaat? Een financial zoo, zoals een Amerikaanse econoom het al in de jaren 90 van de vorige eeuw omschreef. Dankzij de regels binnen het reservaat en de omheining van een dergelijke financiële dierentuin blijft eventuele schade dan binnen de perken.”Natuurlijk bieden in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst. Toch kunnen we volgens de historicus een hoop leren van de manier waarop huishoudens en bedrijven vroeger hun geldzaken regelden. Zo konden Amsterdammers in de zeventiende eeuw al hun geldzaken regelen op één plek: het stadhuis. Ook bood de overheid zelf financiële diensten aan. En met standaardcontracten, bijvoorbeeld voor schuldverklaringen, kon er veel meer aan burgers zelf worden overgelaten.Vooral grote, internationaal opererende ondernemingen lijken niet zonder de diverse en complexe diensten te kunnen die de financiële sector aanbiedt. Toch is sinds de crisis ook duidelijk geworden dat die complexe dienstverlening, áls ze al onmisbaar is voor een deel van het bedrijfsleven, wel zó georganiseerd moet zijn dat ze geen schade berokkent aan de rest van de samenleving.
Het grote geld van Amsterdam in de Gouden Eeuw – het is een spannend en leerzaam verhaal dat zich uitstekend leent voor publieksboeken, TV series of games. Maar het is ook een verhaal dat vaak verkeerd verteld wordt. Er is meestal zóveel aandacht voor de moderne trekken van de Amsterdamse beurs, dat gemakkelijk vergeten wordt dat de overgrote meerderheid van de bevolking niets met deze wereld van doen had. Dat de geldzaken van de meeste inwoners van Amsterdam op een heel andere manier georganiseerd waren.
In de Gouden Eeuw was de haute finance een onderonsje van kooplieden, financiers en hun welgestelde familieleden. Geld lenen deden burgers en ondernemers bij familieleden, buren of instanties die dichtbij hen stonden, zoals gildes. Ook al waren er in de zeventiende en achttiende eeuw in Amsterdam wél heftige koersschommelingen, spraakmakende bankroeten, en grove financiële schandalen, deze raakten nooit de geldzaken van de gewone man en vrouw in de straat.
Dat zet aan het denken, vindt Gelderblom: “Zou er in onze huidige samenleving niet een grotere scheiding moeten zijn tussen de financiële sector en de huishoudboekjes van gezinnen? Zijn we niet beter af met een degelijke, saaie financiële sector die alleen simpele producten aanbiedt? Zouden we de grote financiële spelers niet beter op kunnen sluiten in hun eigen, goed bewaakte, internationale reservaat? Een financial zoo, zoals een Amerikaanse econoom het al in de jaren 90 van de vorige eeuw omschreef. Dankzij de regels binnen het reservaat en de omheining van een dergelijke financiële dierentuin blijft eventuele schade dan binnen de perken.”Natuurlijk bieden in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst. Toch kunnen we volgens de historicus een hoop leren van de manier waarop huishoudens en bedrijven vroeger hun geldzaken regelden. Zo konden Amsterdammers in de zeventiende eeuw al hun geldzaken regelen op één plek: het stadhuis. Ook bood de overheid zelf financiële diensten aan. En met standaardcontracten, bijvoorbeeld voor schuldverklaringen, kon er veel meer aan burgers zelf worden overgelaten.Vooral grote, internationaal opererende ondernemingen lijken niet zonder de diverse en complexe diensten te kunnen die de financiële sector aanbiedt. Toch is sinds de crisis ook duidelijk geworden dat die complexe dienstverlening, áls ze al onmisbaar is voor een deel van het bedrijfsleven, wel zó georganiseerd moet zijn dat ze geen schade berokkent aan de rest van de samenleving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.