Met marktcijfers die de Autoriteit Financiële Markten (AFM) per beleggingscategorie vandaag heeft gepubliceerd, kunnen alle pensioenfondsen nu met behulp van een kostenspiegel duidelijker uitleg geven over hun kostenniveau. Dit namelijk in samenhang met de beleggingsmix van het fonds. De beleggingsmix van een pensioenfonds bepaalt voor een groot deel de hoogte van de totale kosten van vermogensbeheer. Beleggingen in aandelen en obligaties kennen bijvoorbeeld vaak lagere kosten dan in vastgoed, private equity of hedgefondsen. De Pensioenfederatie verkent de mogelijkheden om aanvullende aanbevelingen te doen over benchmark-systematieken. Daarmee gaat de ontwikkeling straks nog verder.
De AFM heeft de vermogensbeheer-, prestatie- en transactiekosten onderzocht over 2012 en 2013 van 221 pensioenfondsen, die deze kosten rapporteerden aan De Nederlandsche Bank (DNB). Kosten zijn belangrijk, zeker wanneer er sprake is van een lange tijdshorizon, zoals het geval is bij pensioenen. In 2011 meldde de AFM dat een besparing van 0,1%-punt in kosten van het belegd vermogen een toename van 3% van het pensioenvermogen kan betekenen. Dus bij gelijkblijvend rendement- en risicoprofiel, kan een kostendaling van 0,55% naar 0,45% een 3% hoger pensioenvermogen opleveren.
Kostenrapportages zijn sterk vooruitgegaan: alle pensioenfondsen rapporteren nu kosten en de gerapporteerde kosten zijn realistischer. Deze verbeteringen zijn gerealiseerd dankzij de inspanningen van de pensioenfondsen zelf, hun vermogensbeheerders, de Pensioenfederatie en de Raad voor de Jaarverslaggeving. Nederland loopt daarmee internationaal voorop als het gaat om kostentransparantie in dit segment.
Op onderdelen moeten de kostenrapportages echter nog beter. Uit eerder verkennend onderzoek van DNB en AFM blijkt dat bijna driekwart van de pensioenfondsen nog onvolledig of onjuist rapporteert over vermogensbeheerkosten voor vastgoed, private equity en hedgefondsen. De nieuwe kostenspiegel van de AFM is behulpzaam om pensioenfondsen alert te maken op mogelijke onderrapportages. Dan gaat het namelijk om kostenniveaus van een pensioenfonds die ver onder de gangbare cijfers in de sector liggen.
Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds leidt tot een beleggingsmix waarin rendement en risico samenkomen. De beleggingsmix bepaalt ook voor een groot deel de hoogte van de totale kosten van vermogensbeheer. Alternatieve beleggingen zoals private equity en hedgefondsen kennen een veel hoger kostenniveau dan meer liquide beleggingen zoals aandelen en obligaties. Met behulp van een indicatieve rekentool kan een pensioenfonds zijn eigen kosten spiegelen aan wat in de pensioensector gangbaar is, rekening houdend met de eigen specifieke beleggingsmix en grootte van het pensioenfonds. Dit geeft een eerste kostenuitleg. De kostenindicatie van deze spiegel kan leiden tot nader onderzoek vanuit het pensioenfonds en tot een verbeterde uitleg van deze kosten in de context van rendement en risico. De Pensioenfederatie geeft aan stappen te zetten voor een benchmarksystematiek, een ontwikkeling die de AFM onderschrijft.
Ruim 80% van het totale pensioenvermogen in Nederland is belegd in vastrentende waarden, aandelen en grondstoffen. Uit het onderzoek van de AFM blijkt dat grotere pensioenfondsen - fondsen met meer dan €10 miljard vermogen - significant lagere kosten voor deze beleggingscategorieën hebben dan kleinere pensioenfondsen. Deze schaalvoordelen dempen het totaal kostenniveau van de groep grootste fondsen, ondanks hun bredere spreiding naar genoemde alternatieve beleggingscategorieën waar de kosten hoger zijn. Schaalvoordelen bestaan dus en het is aan de pensioenfondsen om deze schaalvoordelen te benutten, binnen het bestaande beleggingsbeleid.
De AFM doet geen uitspraak over de hoogte van de kosten. Wel moeten pensioenfondsen duidelijk uitleg geven over het waarom van het kostenniveau, in de context van hun beleggingsmix, rendementspotentieel en risicoprofiel. Deze aanbeveling deed de AFM eerder al in juli 2014. Daarbij komt overigens de verplichting van de Raad voor de Jaarverslaggeving dat pensioenfondsen vanaf 1 januari 2015 hun vermogensbeheer- en transactiekosten in het jaarverslag moeten verbijzonderen naar beleggingscategorie.
Met de marktcijfers uit het onderzoek van de AFM kan ieder pensioenfonds zijn eigen kosten per beleggingsklasse globaal spiegelen en kan het pensioenfondsbestuur nagaan wat het gebruikelijke kostenpercentage is voor hun fondsgrootte. Mocht dat flink lager zijn, dan kan dat duiden op onderrapportage. Mocht dat flink hoger zijn, dan is het aan het pensioenfonds om dat uit te leggen. Er kunnen heel valide redenen voor verschillen zijn, zoals het al dan niet meer of minder actief beleggen dan soortgenoten.
De AFM heeft de vermogensbeheer-, prestatie- en transactiekosten onderzocht over 2012 en 2013 van 221 pensioenfondsen, die deze kosten rapporteerden aan De Nederlandsche Bank (DNB). Kosten zijn belangrijk, zeker wanneer er sprake is van een lange tijdshorizon, zoals het geval is bij pensioenen. In 2011 meldde de AFM dat een besparing van 0,1%-punt in kosten van het belegd vermogen een toename van 3% van het pensioenvermogen kan betekenen. Dus bij gelijkblijvend rendement- en risicoprofiel, kan een kostendaling van 0,55% naar 0,45% een 3% hoger pensioenvermogen opleveren.
Kostenrapportages zijn sterk vooruitgegaan: alle pensioenfondsen rapporteren nu kosten en de gerapporteerde kosten zijn realistischer. Deze verbeteringen zijn gerealiseerd dankzij de inspanningen van de pensioenfondsen zelf, hun vermogensbeheerders, de Pensioenfederatie en de Raad voor de Jaarverslaggeving. Nederland loopt daarmee internationaal voorop als het gaat om kostentransparantie in dit segment.
Op onderdelen moeten de kostenrapportages echter nog beter. Uit eerder verkennend onderzoek van DNB en AFM blijkt dat bijna driekwart van de pensioenfondsen nog onvolledig of onjuist rapporteert over vermogensbeheerkosten voor vastgoed, private equity en hedgefondsen. De nieuwe kostenspiegel van de AFM is behulpzaam om pensioenfondsen alert te maken op mogelijke onderrapportages. Dan gaat het namelijk om kostenniveaus van een pensioenfonds die ver onder de gangbare cijfers in de sector liggen.
Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds leidt tot een beleggingsmix waarin rendement en risico samenkomen. De beleggingsmix bepaalt ook voor een groot deel de hoogte van de totale kosten van vermogensbeheer. Alternatieve beleggingen zoals private equity en hedgefondsen kennen een veel hoger kostenniveau dan meer liquide beleggingen zoals aandelen en obligaties. Met behulp van een indicatieve rekentool kan een pensioenfonds zijn eigen kosten spiegelen aan wat in de pensioensector gangbaar is, rekening houdend met de eigen specifieke beleggingsmix en grootte van het pensioenfonds. Dit geeft een eerste kostenuitleg. De kostenindicatie van deze spiegel kan leiden tot nader onderzoek vanuit het pensioenfonds en tot een verbeterde uitleg van deze kosten in de context van rendement en risico. De Pensioenfederatie geeft aan stappen te zetten voor een benchmarksystematiek, een ontwikkeling die de AFM onderschrijft.
Ruim 80% van het totale pensioenvermogen in Nederland is belegd in vastrentende waarden, aandelen en grondstoffen. Uit het onderzoek van de AFM blijkt dat grotere pensioenfondsen - fondsen met meer dan €10 miljard vermogen - significant lagere kosten voor deze beleggingscategorieën hebben dan kleinere pensioenfondsen. Deze schaalvoordelen dempen het totaal kostenniveau van de groep grootste fondsen, ondanks hun bredere spreiding naar genoemde alternatieve beleggingscategorieën waar de kosten hoger zijn. Schaalvoordelen bestaan dus en het is aan de pensioenfondsen om deze schaalvoordelen te benutten, binnen het bestaande beleggingsbeleid.
De AFM doet geen uitspraak over de hoogte van de kosten. Wel moeten pensioenfondsen duidelijk uitleg geven over het waarom van het kostenniveau, in de context van hun beleggingsmix, rendementspotentieel en risicoprofiel. Deze aanbeveling deed de AFM eerder al in juli 2014. Daarbij komt overigens de verplichting van de Raad voor de Jaarverslaggeving dat pensioenfondsen vanaf 1 januari 2015 hun vermogensbeheer- en transactiekosten in het jaarverslag moeten verbijzonderen naar beleggingscategorie.
Met de marktcijfers uit het onderzoek van de AFM kan ieder pensioenfonds zijn eigen kosten per beleggingsklasse globaal spiegelen en kan het pensioenfondsbestuur nagaan wat het gebruikelijke kostenpercentage is voor hun fondsgrootte. Mocht dat flink lager zijn, dan kan dat duiden op onderrapportage. Mocht dat flink hoger zijn, dan is het aan het pensioenfonds om dat uit te leggen. Er kunnen heel valide redenen voor verschillen zijn, zoals het al dan niet meer of minder actief beleggen dan soortgenoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.