De Autoriteit Consument & Markt (ACM) concludeert dat de concurrentie op de markt voor financiering aan het MKB door banken niet optimaal is en de laatste jaren is afgenomen. Op deze markt is slechts een beperkt aantal banken actief, de markt kent hoge toetredingsdrempels en er is weinig concurrentiedruk vanuit shoppende MKB‘ers of alternatieve financieringsvormen. Chris Fonteijn, voorzitter ACM: ‘Om dit probleem op te lossen moet de overheid toetreding van nieuwe aanbieders en de groei van alternatieve financieringsvormen stimuleren. Ook is het belangrijk dat de banken duidelijker zijn over de rente die de MKB’er moet betalen.’ ACM zal een studie doen naar de mogelijkheid om je bankrekeningnummer mee te nemen als je overstapt naar een andere bank. Nummerportabiliteit kan de drempel verlagen om over te stappen naar een andere bank.
Het grootste gedeelte van de financiering aan het MKB komt van ABN AMRO, ING en de Rabobank. Er zijn geen andere partijen actief die op grote schaal leningen en kredieten verstrekken aan het MKB. Ook zijn er aanbieders gestopt met hun activiteiten in Nederland. Omdat veel MKB’ers voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van externe financiering is het extra van belang dat er voldoende concurrentie is. Een gebrek aan concurrentie kan leiden tot hogere financieringskosten voor het MKB, slechtere dienstverlening van banken en minder innovatie.
ACM constateert dat de winstmarge van banken op MKB-financiering de laatste jaren is gestegen. Dit duidt op een afname van de concurrentie op deze markt. Een verklaring hiervoor is dat banken begrensd zijn in de hoeveelheid geld die zij kunnen uitlenen. Hierdoor hebben zij minder ruimte om met elkaar te concurreren. Verder bestaat er een risico dat de drie grote banken hun marktgedrag stilzwijgend coördineren. Toetreding van nieuwe partijen zal extra concurrentie brengen, de mogelijkheid op stilzwijgende coördinatie beperken en de totale financiering aan het MKB vergroten. De hoge toetredingsdrempels tot deze markt bemoeilijken dit.
Het is van belang dat er meer toetreding komt. ACM roept de overheid daarom op de eerdere aanbevelingen van ACM om toetredingsdrempels te verlagen, op te volgen. Om MKB’ers te stimuleren meer te gaan shoppen moeten banken meer informatie verstrekken over belangrijke kenmerken van het financieringsaanbod, en overstapdrempels verlagen. In het licht van de overstapdrempels gaat ACM een studie naar nummerportabiliteit doen. Om de groei van alternatieve financieringsvormen te stimuleren is het tot slot belangrijk dat nieuwe en bestaande regelgeving en garantieregelingen niet beperkend uitwerken.
dinsdag 30 juni 2015
Consumentenbond: geen zorgen over ING
De Consumentenbond ontkent dat het zich zorgen maakt over de veiligheid van internetbankieren bij ING. Dit is niet het geval. De Consumentenbond vindt dat een bank luid en duidelijk moet waarschuwen voor schadelijke praktijken als phishing en moet compenseren als consumenten buiten hun schuld gedupeerd zijn. Consumenten die willen overstappen moeten een keuze hebben voor een andere aanbieder. Omdat deze zaken in orde zijn, ziet de Consumentenbond geen reden tot actie. Wat betreft de veiligheid van tancodes (per SMS) en randomreaders als de E-dentifier en Rabo Scanner: alle systemen voldoen aan de huidige veiligheidseisen.
Kabinetsvoorstel biedt perspectief op een effectiever WGA-stelsel
Verzekeraars en het UWV kunnen straks meer op gelijke voet met elkaar
gaan concurreren in het hybride stelsel van WGA-verzekeringen. Dat helpt
werkgevers bij het maken van een keuze op grond van effectieve re-integratie en
preventie. Dat stelt het Verbond van Verzekeraars in reactie op de aankondiging
van minister Asscher (Sociale Zaken) dat hij belangrijke knelpunten in de
hybride WGA-markt gaat wegnemen.
Momenteel kan een (middel)grote werkgever die privaat is verzekerd en die ziek personeel heeft een onbedoeld financieel voordeel behalen bij terugkeer naar het UWV. De schadelast in de periode van eigenrisicodragen wordt bij terugkeer naar het UWV niet meegenomen bij de premieberekening door het UWV waardoor deze premie substantieel lager is dan de private premie voor die werkgever. Het kabinet stelt nu voor dat het UWV bij de te berekenen premie vanaf 1 januari 2017 ook de WGA-last mee gaat nemen die is ontstaan tijdens de periode van eigenrisicodragerschap. De minister wil er tegelijkertijd voor zorgen dat bij een overstap van publieke naar private verzekering de zogeheten ‘staartlasten’ voor rekening van het UWV blijven, zoals ook private verzekeraars bij beëindiging van de verzekeringsovereenkomst verantwoordelijk blijven voor ‘staartlasten’.
In deze nieuwe situatie komt effectieve preventie en re-integratie centraal te staan bij de afweging om al dan niet eigen risicodrager te worden. Dit omdat de werkgever niet via switchen tussen publiek en privaat een financieel voordeel kan behalen, puur als gevolg van de verschillen in dekkingsstelsel. Het stelsel kan meer effectief gaan functioneren, is de verwachting van het Verbond. “Er komen eerlijker spelregels en uiteindelijk profiteert de klant daarvan", aldus algemeen directeur Richard Weurding van het Verbond.
Werkgevers die momenteel een aanvraag hebben lopen om voor de WGA over te stappen van publiek naar privaat, of omgekeerd, kunnen op basis van deze nieuwe informatie kiezen om de aanvraag door te zetten of deze op basis van deze nieuwe inzichten nog voor 1 juli in te trekken. Trekt men de aanvraag niet in dan wordt deze onder het oude regime afgehandeld.
Het Verbond van Verzekeraars zet zich al langere tijd in voor een
toekomstvaste hybride markt, waarin de kwaliteit centraal staat bij de keuze
voor een werkgever om zich privaat dan wel publiek te verzekeren. Het Verbond
verwelkomt dan ook de aankondiging van minister Asscher dat hij verstorende
elementen in de premiestelling wil corrigeren.
Momenteel kan een (middel)grote werkgever die privaat is verzekerd en die ziek personeel heeft een onbedoeld financieel voordeel behalen bij terugkeer naar het UWV. De schadelast in de periode van eigenrisicodragen wordt bij terugkeer naar het UWV niet meegenomen bij de premieberekening door het UWV waardoor deze premie substantieel lager is dan de private premie voor die werkgever. Het kabinet stelt nu voor dat het UWV bij de te berekenen premie vanaf 1 januari 2017 ook de WGA-last mee gaat nemen die is ontstaan tijdens de periode van eigenrisicodragerschap. De minister wil er tegelijkertijd voor zorgen dat bij een overstap van publieke naar private verzekering de zogeheten ‘staartlasten’ voor rekening van het UWV blijven, zoals ook private verzekeraars bij beëindiging van de verzekeringsovereenkomst verantwoordelijk blijven voor ‘staartlasten’.
In deze nieuwe situatie komt effectieve preventie en re-integratie centraal te staan bij de afweging om al dan niet eigen risicodrager te worden. Dit omdat de werkgever niet via switchen tussen publiek en privaat een financieel voordeel kan behalen, puur als gevolg van de verschillen in dekkingsstelsel. Het stelsel kan meer effectief gaan functioneren, is de verwachting van het Verbond. “Er komen eerlijker spelregels en uiteindelijk profiteert de klant daarvan", aldus algemeen directeur Richard Weurding van het Verbond.
Werkgevers die momenteel een aanvraag hebben lopen om voor de WGA over te stappen van publiek naar privaat, of omgekeerd, kunnen op basis van deze nieuwe informatie kiezen om de aanvraag door te zetten of deze op basis van deze nieuwe inzichten nog voor 1 juli in te trekken. Trekt men de aanvraag niet in dan wordt deze onder het oude regime afgehandeld.
Belegger verwacht beter economisch nieuws
De financiële markten waren de afgelopen maand zeer beweeglijk. Angst voor een Grexit zorgde voor flinke koersdalingen die overigens ook snel weer redelijk goed gemaakt werden. Ondertussen schetsen de economische cijfers uit het Eurogebied een positief beeld. Bob Homan, hoofd ING Investment Office: “Wat dat betreft zien de beleggers het erg goed. Weliswaar hebben beurzen wat last van onzekerheid rond Griekenland maar de positieve ontwikkeling van de economie gaat door.”
Het oordeel van de particuliere beleggers over de algemene economische situatie in Nederland van de afgelopen drie maanden is onveranderd, net zoals de houding over de eigen financiële situatie. Er zijn wel meer beleggers dan vorige maand die zien dat de waarde van hun portefeuille de afgelopen drie maanden is gedaald. Nu 17% en dat was vorige maand 9%. En het aantal dat waardestijging waarnam is gedaald van 68% naar 60%. Opvallend is dat twee derde van de beleggers verwacht dat de economische situatie de komende drie maanden verbetert. Dat was vorige maand nog 58%. Over de verwachte ontwikkeling van de eigen financiële situatie of de waarde van hun portefeuille in de komende drie maanden is het sentiment gelijk gebleven.
.
De meeste particuliere beleggers houden zich niet bezig met hun beleggingen, wanneer zij op vakantie zijn. De meerderheid (61%) kijkt überhaupt niet naar de ontwikkeling van zijn of haar portefeuille. Dit was vorig jaar nog 52%. Interessante koersontwikkelingen zijn voor 65% ook geen reden om tijdens de vakantie in actie te komen. Bijna een kwart (63%) zegt wel actief te verkopen of kopen als er tijdens de vakantie interessante ontwikkelingen zijn. De vakantie wordt doorgaans niet met beleggingsgeld bekostigd. Maar 2% betaalt de vakantie grotendeels wel met beleggingsgeld, 11% gedeeltelijk en 84% doet het helemaal niet.
Het oordeel van de particuliere beleggers over de algemene economische situatie in Nederland van de afgelopen drie maanden is onveranderd, net zoals de houding over de eigen financiële situatie. Er zijn wel meer beleggers dan vorige maand die zien dat de waarde van hun portefeuille de afgelopen drie maanden is gedaald. Nu 17% en dat was vorige maand 9%. En het aantal dat waardestijging waarnam is gedaald van 68% naar 60%. Opvallend is dat twee derde van de beleggers verwacht dat de economische situatie de komende drie maanden verbetert. Dat was vorige maand nog 58%. Over de verwachte ontwikkeling van de eigen financiële situatie of de waarde van hun portefeuille in de komende drie maanden is het sentiment gelijk gebleven.
.
De meeste particuliere beleggers houden zich niet bezig met hun beleggingen, wanneer zij op vakantie zijn. De meerderheid (61%) kijkt überhaupt niet naar de ontwikkeling van zijn of haar portefeuille. Dit was vorig jaar nog 52%. Interessante koersontwikkelingen zijn voor 65% ook geen reden om tijdens de vakantie in actie te komen. Bijna een kwart (63%) zegt wel actief te verkopen of kopen als er tijdens de vakantie interessante ontwikkelingen zijn. De vakantie wordt doorgaans niet met beleggingsgeld bekostigd. Maar 2% betaalt de vakantie grotendeels wel met beleggingsgeld, 11% gedeeltelijk en 84% doet het helemaal niet.
Alternatief voor bankkrediet komt van beleggers
Voor Nederlandse middelgrote bedrijven die investeringsprojecten hebben van 7 tot 10 jaar is het aantrekken van financiering dikwijls lastig. De weg naar de obligatiemarkt is voor deze 'midkappers' niet open en is relatief kostbaar. Banken verstrekken vaak niet langer dan 5 jaar financiering, en zijn sinds de crisis terughoudender geworden. De groei van langjarige kredieten loopt al kwartalen achtereen terug.
maandag 29 juni 2015
Betaling Belastingdienst alleen nog op rekening met uw naam
De Staatssecretaris van Financiën heeft vandaag een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij de uitvoering van de maatregel één bankrekeningnummer toelicht. Hierin staat dat vanaf 1 juli 2015, bedragen die men ontvangt als toeslag, teruggaaf inkomstenbelasting of teruggaaf bijdrage Zorgverzekeringswet, alleen nog maar op een rekeningnummer worden gestort dat daadwerkelijk op iemands naam staat. Uitbetalingen waarvan de Belastingdienst niet kan vaststellen of de rekening de juiste tenaamstelling heeft, worden gestopt.
Deze maatregel voorkomt fraude en fouten met uitbetalingen. Zij is al vanaf 1 december 2013 van kracht, maar afgelopen anderhalf jaar gold nog een overgangsrecht. In deze periode is voor het overgrote gedeelte van de belastingplichtigen en toeslaggerechtigden een correct bankrekeningnummer doorgevoerd. Ongeveer 85.000 mensen hebben dit nog niet gedaan, ondanks een verzoek van de Belastingdienst.
Mensen waarvan het rekeningnummer is gedeactiveerd en waarvoor een (maandelijkse) uitbetaling klaar staat, ontvangen van de Belastingdienst nogmaals een brief waarin staat welke actie van hen nodig is. Uiteraard kunnen burgers waarvan het rekeningnummer is gedeactiveerd, alsnog een rekening op naam doorgeven zodat weer aan hen uitbetaald kan worden. Dan worden ook de eventueel niet betaalde termijnen alsnog uitbetaald.
Deze maatregel voorkomt fraude en fouten met uitbetalingen. Zij is al vanaf 1 december 2013 van kracht, maar afgelopen anderhalf jaar gold nog een overgangsrecht. In deze periode is voor het overgrote gedeelte van de belastingplichtigen en toeslaggerechtigden een correct bankrekeningnummer doorgevoerd. Ongeveer 85.000 mensen hebben dit nog niet gedaan, ondanks een verzoek van de Belastingdienst.
Mensen waarvan het rekeningnummer is gedeactiveerd en waarvoor een (maandelijkse) uitbetaling klaar staat, ontvangen van de Belastingdienst nogmaals een brief waarin staat welke actie van hen nodig is. Uiteraard kunnen burgers waarvan het rekeningnummer is gedeactiveerd, alsnog een rekening op naam doorgeven zodat weer aan hen uitbetaald kan worden. Dan worden ook de eventueel niet betaalde termijnen alsnog uitbetaald.
Bedrijfsleven in actie tegen meer BTW
Ondernemers komen in actie tegen de kabinetsplannen om het lage BTW-tarief te schrappen. Onder de noemer 'Zeg nee tegen meer btw' lanceren MKB-Nederland, VNO-NCW en LTO Nederland met de aangesloten branches vandaag een campagne met radiospotjes en een speciale website, waarop zowel ondernemer als consument zich kan uitspreken tegen de btw-verhoging.
Het nieuws dat het kabinet het lage BTW-tarief voor vrijwel alle producten en diensten wil schrappen, is hard aangekomen bij een groot deel van het bedrijfsleven. Brancheorganisaties vrezen een groot verlies aan klanten, omzet en banen als de plannen doorgaan: 5.500 banen in de kappersbranche; 55.000 banen in de sectoren toerisme, recreatie, horeca en vrije tijd; 5.000 banen en 400 mln minder omzet onder schilders en stukadoors; tenminste 5.000 banen in de onderhoudssector; minimaal 5.200 arbeidsplaatsen en 240 mln omzet in de sierteeltsector; een kwart van de omzet en ruim 30 procent van de werkgelegenheid bij bloemisten; 30 miljoen schade voor musea en podia. En dat is nog maar het topje van de ijsberg.
Een groot aantal branches bundelt nu de krachten om die schadelijke gevolgen duidelijk te maken. Ondernemers uit verschillende branches vertellen in radiospotjes (uitgezonden op NPO Radio 1 en NPO 3FM) wat de btw-verhoging van 6 naar 21 procent voor hen zou betekenen.
De gezamenlijke website www.zegneetegenmeerbtw.nl biedt de mogelijkheid een petitie te ondertekenen, brengt acties vanuit de branches onder een dak en laat verder onder meer zien wat de btw-verhoging in de betrokken sectoren teweegbrengt. Zoals voorzitter Michaël van Straalen van MKB-Nederland het eerder al verwoordde, betekent een btw-verhoging van 15 procentpunten dat het prille herstel op de binnenlandse markt in de knop breekt.
Het nieuws dat het kabinet het lage BTW-tarief voor vrijwel alle producten en diensten wil schrappen, is hard aangekomen bij een groot deel van het bedrijfsleven. Brancheorganisaties vrezen een groot verlies aan klanten, omzet en banen als de plannen doorgaan: 5.500 banen in de kappersbranche; 55.000 banen in de sectoren toerisme, recreatie, horeca en vrije tijd; 5.000 banen en 400 mln minder omzet onder schilders en stukadoors; tenminste 5.000 banen in de onderhoudssector; minimaal 5.200 arbeidsplaatsen en 240 mln omzet in de sierteeltsector; een kwart van de omzet en ruim 30 procent van de werkgelegenheid bij bloemisten; 30 miljoen schade voor musea en podia. En dat is nog maar het topje van de ijsberg.
Een groot aantal branches bundelt nu de krachten om die schadelijke gevolgen duidelijk te maken. Ondernemers uit verschillende branches vertellen in radiospotjes (uitgezonden op NPO Radio 1 en NPO 3FM) wat de btw-verhoging van 6 naar 21 procent voor hen zou betekenen.
De gezamenlijke website www.zegneetegenmeerbtw.nl biedt de mogelijkheid een petitie te ondertekenen, brengt acties vanuit de branches onder een dak en laat verder onder meer zien wat de btw-verhoging in de betrokken sectoren teweegbrengt. Zoals voorzitter Michaël van Straalen van MKB-Nederland het eerder al verwoordde, betekent een btw-verhoging van 15 procentpunten dat het prille herstel op de binnenlandse markt in de knop breekt.
KPMG: Bank weet milieuveranderingen niet volledig op waarde te schatten
Grote banken in Europa weten de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en milieu nog onvoldoende op waarde te schatten. De banken zijn zich niet alleen onvoldoende bewust van de risico's die ontwikkelingen als klimaatverandering, waterschaarste en duurzame productie hebben voor de prestaties van de bank. Zij weten ook de kansen en de risico's die de veranderingen hebben voor hun zakelijke klanten in beperkte mate op waarde te schatten. "Banken besteden weliswaar veel aandacht aan duurzaamheid en milieu, maar ze kijken met name naar de gevolgen voor de eigen reputatie", zegt Lars Kurznack van KPMG Sustainability.
Kurznack: "Het ontbreekt bij veel banken dan ook aan een bredere kijk op de financiële impact die sociale en milieuveranderingen kunnen hebben op de bedrijfsvoering van de bank en op hun klanten. Dat is verontrustend, aangezien de invloed van deze megatrends op zowel sectoren als op de verdienmodellen van hun klanten de komende jaren alleen maar zal toenemen. Bovendien vraagt de omgeving om steeds meer maatschappelijke verantwoordelijkheid van de bank."
Uit onderzoek van KPMG Sustainability onder de twaalf grootste banken in Europa blijkt dat de banken als gevolg van hun beperkte blik de nadruk vooral zijn gaan leggen op de vraag welke activiteiten zij wel en welke zij niet willen financieren.
Kurznack: "De belangrijkste vragen die de banken zichzelf echter zouden moeten stellen zijn welke financiële risico's ondernemingen lopen als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van milieu en welke financieringsbehoefte zij als gevolg hiervan hebben. Zo lopen bedrijven in de energiesector steeds grotere financiële risico's omdat duurzame energie steeds competitiever wordt. Dit kan aanzienlijke gevolgen hebben voor hun kredietwaardigheid. En de omschakeling naar schonere energie betekent voor veel bedrijven dat zij een aanzienlijke financieringsbehoefte hebben.
In hun kredietverlening kijken de banken echter in het algemeen nog onvoldoende naar de mogelijke impact van duurzaamheid op de kredietwaardigheid van bedrijven. Dat geldt ook voor het feit dat klimaatverandering, circulaire economie en grondstoffenschaarste vaak leiden tot nieuwe markten, producten en diensten."
Kurznack realiseert zich dat de financiële sector in het algemeen en banken in het bijzonder van oudsher zeer waardevol zijn voor de samenleving. Kurznack: "Banken stellen kapitaal beschikbaar die het ondernemen mogelijk maakt en banen creëren. Toch heeft deze bijdrage ook een keerzijde. In de loop der jaren hebben banken ook activiteiten gefinancierd die gevolgen hebben voor de natuurlijke hulpbronnen van de aarde en van negatieve invloed zijn op mens en maatschappij. Bovendien hebben we recent kunnen zien dat een aantal financiële instellingen het financiële systeem aanzienlijk in gevaar heeft gebracht en voor kapitaalsvernietiging heeft gezorgd, met in sommige gevallen ingrijpende gevolgen voor de maatschappij."
De manier waarop banken omgaan met mens en milieu wordt volgens Kurznack dan ook van steeds grotere invloed op het uiteindelijke bedrijfsresultaat van de bank. Kurznack: "Dat betekent dat transparantie over het maatschappelijke gedrag van de banken ook steeds belangrijker wordt. Analisten en investeerders willen bijvoorbeeld inzicht in de risico's die de bank loopt met investeringen die maatschappelijk mogelijk onder druk komen te staan, zoals de financiering van activiteiten waarbij sprake is van kinderarbeid of mensenrechten mogelijk geschonden worden.
Daarnaast willen zij weten welke maatregelen de bank neemt om deze risico's zo klein mogelijk te houden zodat zij zich een gedegen oordeel kunnen vormen over de stabiliteit van de bank op de lange termijn en de winstgevendheid. Het is dan ook essentieel dat banken rapporteren over de mogelijke risico's die hun maatschappelijke gedrag met zich meebrengt."
Kurznack: "Het ontbreekt bij veel banken dan ook aan een bredere kijk op de financiële impact die sociale en milieuveranderingen kunnen hebben op de bedrijfsvoering van de bank en op hun klanten. Dat is verontrustend, aangezien de invloed van deze megatrends op zowel sectoren als op de verdienmodellen van hun klanten de komende jaren alleen maar zal toenemen. Bovendien vraagt de omgeving om steeds meer maatschappelijke verantwoordelijkheid van de bank."
Uit onderzoek van KPMG Sustainability onder de twaalf grootste banken in Europa blijkt dat de banken als gevolg van hun beperkte blik de nadruk vooral zijn gaan leggen op de vraag welke activiteiten zij wel en welke zij niet willen financieren.
Kurznack: "De belangrijkste vragen die de banken zichzelf echter zouden moeten stellen zijn welke financiële risico's ondernemingen lopen als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van milieu en welke financieringsbehoefte zij als gevolg hiervan hebben. Zo lopen bedrijven in de energiesector steeds grotere financiële risico's omdat duurzame energie steeds competitiever wordt. Dit kan aanzienlijke gevolgen hebben voor hun kredietwaardigheid. En de omschakeling naar schonere energie betekent voor veel bedrijven dat zij een aanzienlijke financieringsbehoefte hebben.
In hun kredietverlening kijken de banken echter in het algemeen nog onvoldoende naar de mogelijke impact van duurzaamheid op de kredietwaardigheid van bedrijven. Dat geldt ook voor het feit dat klimaatverandering, circulaire economie en grondstoffenschaarste vaak leiden tot nieuwe markten, producten en diensten."
Kurznack realiseert zich dat de financiële sector in het algemeen en banken in het bijzonder van oudsher zeer waardevol zijn voor de samenleving. Kurznack: "Banken stellen kapitaal beschikbaar die het ondernemen mogelijk maakt en banen creëren. Toch heeft deze bijdrage ook een keerzijde. In de loop der jaren hebben banken ook activiteiten gefinancierd die gevolgen hebben voor de natuurlijke hulpbronnen van de aarde en van negatieve invloed zijn op mens en maatschappij. Bovendien hebben we recent kunnen zien dat een aantal financiële instellingen het financiële systeem aanzienlijk in gevaar heeft gebracht en voor kapitaalsvernietiging heeft gezorgd, met in sommige gevallen ingrijpende gevolgen voor de maatschappij."
De manier waarop banken omgaan met mens en milieu wordt volgens Kurznack dan ook van steeds grotere invloed op het uiteindelijke bedrijfsresultaat van de bank. Kurznack: "Dat betekent dat transparantie over het maatschappelijke gedrag van de banken ook steeds belangrijker wordt. Analisten en investeerders willen bijvoorbeeld inzicht in de risico's die de bank loopt met investeringen die maatschappelijk mogelijk onder druk komen te staan, zoals de financiering van activiteiten waarbij sprake is van kinderarbeid of mensenrechten mogelijk geschonden worden.
Daarnaast willen zij weten welke maatregelen de bank neemt om deze risico's zo klein mogelijk te houden zodat zij zich een gedegen oordeel kunnen vormen over de stabiliteit van de bank op de lange termijn en de winstgevendheid. Het is dan ook essentieel dat banken rapporteren over de mogelijke risico's die hun maatschappelijke gedrag met zich meebrengt."
Jaarverslag 2014: NVB blikt terug op jubileumjaar
De Nederlandse Vereniging van Banken blikt in haar 25e jaarverslag terug op 2014, het jaar waarin een aantal belangrijke stappen zijn gezet om banken robuuster en meer dienstbaar te maken.
Mijlpalen voor de sector waren de start van de Europese Bankenunie en het pakket Toekomstgericht Bankieren dat na een brede publieke consultatie in oktober door het NVB- bestuur werd vastgesteld.
Op 4 november 2014 werd het Single Supervisory Mechanism (SSM) van kracht. Deze overgang naar centraal Europees toezicht op banken zal zorgen voor meer economische stabiliteit in Europa. Nederlandse banken hebben baat bij centraal toezicht, omdat zij actief zijn in diverse Europese lidstaten. Daarom werkte de NVB in 2014 mee aan de vormgeving van de twee belangrijkste pijlers van de bankenunie: Europees toezicht (SSM) en het Europese resolutiemechanisme (SRM).
Banken willen de dialoog aangaan met de samenleving. Mede daarom kon het publiek reageren op het pakket ‘Toekomstgericht Bankieren’ met daarin een Maatschappelijk Statuut, gedragsregels voor alle medewerkers en een vernieuwde Code Banken. Er kwamen enkele honderden reacties binnen van consumenten, belangenorganisaties en medewerkers uit de sector. De NVB heeft de reacties gepubliceerd op Toekomstgerichtbankieren.nl en waar mogelijk meegenomen in de definitieve vaststelling van het pakket.
Als onderdeel van het pakket Toekomstgericht Bankieren werd de bankierseed ingevoerd voor alle medewerkers. Zij leggen de eed af tijdens een ceremonie. Daarnaast wordt in 2015 het bancair tuchtrecht ingevoerd. Wil de gewenste cultuurverandering slagen, dan is het van cruciaal belang dat in een open sfeer gesproken kan worden over cultuur en gedrag. Dat kan bijvoorbeeld door ethische dilemma’s te bespreken met collega’s, klanten en andere belanghebbenden.
In het jaarverslag kijkt de NVB samen met onder andere minister Blok voor Wonen en Rijksdienst en H.K.H. prinses Laurentien terug op 2014.
Mijlpalen voor de sector waren de start van de Europese Bankenunie en het pakket Toekomstgericht Bankieren dat na een brede publieke consultatie in oktober door het NVB- bestuur werd vastgesteld.
Op 4 november 2014 werd het Single Supervisory Mechanism (SSM) van kracht. Deze overgang naar centraal Europees toezicht op banken zal zorgen voor meer economische stabiliteit in Europa. Nederlandse banken hebben baat bij centraal toezicht, omdat zij actief zijn in diverse Europese lidstaten. Daarom werkte de NVB in 2014 mee aan de vormgeving van de twee belangrijkste pijlers van de bankenunie: Europees toezicht (SSM) en het Europese resolutiemechanisme (SRM).
Banken willen de dialoog aangaan met de samenleving. Mede daarom kon het publiek reageren op het pakket ‘Toekomstgericht Bankieren’ met daarin een Maatschappelijk Statuut, gedragsregels voor alle medewerkers en een vernieuwde Code Banken. Er kwamen enkele honderden reacties binnen van consumenten, belangenorganisaties en medewerkers uit de sector. De NVB heeft de reacties gepubliceerd op Toekomstgerichtbankieren.nl en waar mogelijk meegenomen in de definitieve vaststelling van het pakket.
Als onderdeel van het pakket Toekomstgericht Bankieren werd de bankierseed ingevoerd voor alle medewerkers. Zij leggen de eed af tijdens een ceremonie. Daarnaast wordt in 2015 het bancair tuchtrecht ingevoerd. Wil de gewenste cultuurverandering slagen, dan is het van cruciaal belang dat in een open sfeer gesproken kan worden over cultuur en gedrag. Dat kan bijvoorbeeld door ethische dilemma’s te bespreken met collega’s, klanten en andere belanghebbenden.
In het jaarverslag kijkt de NVB samen met onder andere minister Blok voor Wonen en Rijksdienst en H.K.H. prinses Laurentien terug op 2014.
vrijdag 26 juni 2015
Delta Lloyd beperkt langlevenrisico
Delta Lloyd heeft een transactie afgesloten met Reinsurance Group of America (RGA) om het zogenoemde langlevenrisico op de Nederlandse levensverzekeringsportefeuille te beperken. Dit contract verlaagt de financiële gevolgen van een stijging van de levensverwachting van de polishouders, indien die hoger is dan eerder werd voorzien, en de daaruit voortvloeiende langere looptijd van lijfrente- en pensioenuitkeringen. De duur van het contract is 8 jaar en de waarde van de onderliggende verplichtingen is circa € 12 miljard. Het contract is rechtstreeks met RGA afgesloten en start met terugwerkende kracht per 1 januari 2015.
Bestuursvoorzitter Hans van der Noordaa: "Dit is de tweede keer dat Delta Lloyd een deel van het langlevenrisico heeft overgedragen aan de herverzekeringsmarkt. Beide transacties, de eerste was in 2014, volgen uit ons solide en efficiënt kapitaalbeheer. Wij onderzoeken voortdurend manieren om onze kapitaalstructuur te optimaliseren en onze balans te versterken; door middel van onze productmix, risicoacceptatie en optimalisatie van onze activa en transacties, zoals we vandaag bekend hebben gemaakt."
De transactie van vandaag heeft een 'notional' van 350 miljoen euro. Dit is de maximale uitbetaling op de einddatum van het contract. De transactie anticipeert op het nieuwe Solvency II raamwerk en heeft een beperkt effect op de IGD-solvabiliteitsratio en het operationeel resultaat gedurende de looptijd. Delta Lloyd heeft in mei de aanvraag voor het toepassen van een intern model voor Solvency II voor de verzekeringsentiteiten in Nederland en België ingediend bij de toezichthouder DNB.
BNP Paribas Fortis lanceert de Ster Spaarrekening
Vanaf 23 juni 2015 lanceert marktleider BNP Paribas Fortis een nieuwe gereglementeerde spaarrekening: de Ster Spaarrekening. Deze spaarrekening onderscheidt zich vooral door een hoge getrouwheidspremie van 1,30%. De basisrente blijft in lijn met de actuele vergoedingen voor gereglementeerd sparen behouden op 0,10%
De Ster Spaarrekening is vooral bedoeld voor klanten die via het comfort van een maandelijkse spaaropdracht belangrijke aankopen op kortere termijn willen voorbereiden: een nieuwe auto, een nieuwe keuken, enz. Zij is vooral opgezet voor spaarders die dit jaarlijks tegoed willen bereiken met een maandelijks spaarabonnement van 750 euro in de maand, wat 50% meer is dan wat momenteel op de markt wordt aangeboden. De klant heeft dus de mogelijkheid om jaarlijks tot 9.000 euro op de Ster Spaarrekening te sparen.
Bovendien heeft de Ster Spaarrekening geen enkele leeftijdsbeperking en staat dus open voor alle spaarders.
Nicolas Filatieff, directeur marketing van BNP Paribas Fortis, situeert de Ster Spaarrekening: 'In deze tijd van historisch lage rentevoeten is het belangrijk om ook te kiezen voor beleggingen met een potentieel hoger rendement. Maar dat betekent geenszins dat wij de onderdelen 'sparen voor je onverwachte uitgaven' en 'doelsparen' voor projecten op korte termijn zouden verwaarlozen. Vandaar deze nieuwe Ster Spaarrekenning die een mooie getrouwheidspremie biedt voor geld dat opzijgezet wordt met het oog op een belangrijke investering. Mede daarom werd het jaarlijks maximum beduidend hoger gezet op 9.000 euro.'
De Ster Spaarrekening is vooral bedoeld voor klanten die via het comfort van een maandelijkse spaaropdracht belangrijke aankopen op kortere termijn willen voorbereiden: een nieuwe auto, een nieuwe keuken, enz. Zij is vooral opgezet voor spaarders die dit jaarlijks tegoed willen bereiken met een maandelijks spaarabonnement van 750 euro in de maand, wat 50% meer is dan wat momenteel op de markt wordt aangeboden. De klant heeft dus de mogelijkheid om jaarlijks tot 9.000 euro op de Ster Spaarrekening te sparen.
Bovendien heeft de Ster Spaarrekening geen enkele leeftijdsbeperking en staat dus open voor alle spaarders.
Nicolas Filatieff, directeur marketing van BNP Paribas Fortis, situeert de Ster Spaarrekening: 'In deze tijd van historisch lage rentevoeten is het belangrijk om ook te kiezen voor beleggingen met een potentieel hoger rendement. Maar dat betekent geenszins dat wij de onderdelen 'sparen voor je onverwachte uitgaven' en 'doelsparen' voor projecten op korte termijn zouden verwaarlozen. Vandaar deze nieuwe Ster Spaarrekenning die een mooie getrouwheidspremie biedt voor geld dat opzijgezet wordt met het oog op een belangrijke investering. Mede daarom werd het jaarlijks maximum beduidend hoger gezet op 9.000 euro.'
Enorme groei oversluiten leningen
De eerste helft van 2015 heeft Ambtenarenlening maar liefst 42% meer leningen overgesloten dan dezelfde periode van vorig jaar.
Directeur Anja Becker verwacht dat deze uptrend de tweede helft van 2015 continueert. "Het economisch herstel zet door en dat merken wij direct. Mede door het herstel van de woningmarkt en het consumentenvertrouwen heeft Ambtenarenlening de eerste helft van 2015 substantieel meer doorlopende kredieten en persoonlijke leningen verstrekt".
"Men is niet meer bereid om te hoge rentes te betalen. Daarnaast heeft men geen zin in veel papierwerk en lange procedures en er is duidelijk de behoefte om 'zelf aan de knoppen te zitten', aldus Becker.
Ambtenarenlening werkt op execution-only basis, een dienstverlening waarbij de klant alles beslist en de financiële onderneming alleen informeert en orders uitvoert. Ambtenarenlening is geen onderdeel van een bank en daardoor geheel onafhankelijk. Ambtenarenlening bemiddelt in leningen met de laagste rentetarieven van Nederland.
De rentestanden op consumptief krediet, zoals een doorlopend krediet en een persoonlijke lening, kunnen nog verder omlaag stelt Anja Becker van Ambtenarenlening. Zo groeide bij ABN Amro de rentemarge de afgelopen jaren. Onlangs bleek ook uit de eerste kwartaalcijfers van ING dat de rentemarge - het verschil tussen het tarief waartegen een bank geld leent, en uitleent - groot genoeg is om ruimte te bieden voor verlaging van de rente.
Directeur Anja Becker verwacht dat deze uptrend de tweede helft van 2015 continueert. "Het economisch herstel zet door en dat merken wij direct. Mede door het herstel van de woningmarkt en het consumentenvertrouwen heeft Ambtenarenlening de eerste helft van 2015 substantieel meer doorlopende kredieten en persoonlijke leningen verstrekt".
"Men is niet meer bereid om te hoge rentes te betalen. Daarnaast heeft men geen zin in veel papierwerk en lange procedures en er is duidelijk de behoefte om 'zelf aan de knoppen te zitten', aldus Becker.
Ambtenarenlening werkt op execution-only basis, een dienstverlening waarbij de klant alles beslist en de financiële onderneming alleen informeert en orders uitvoert. Ambtenarenlening is geen onderdeel van een bank en daardoor geheel onafhankelijk. Ambtenarenlening bemiddelt in leningen met de laagste rentetarieven van Nederland.
De rentestanden op consumptief krediet, zoals een doorlopend krediet en een persoonlijke lening, kunnen nog verder omlaag stelt Anja Becker van Ambtenarenlening. Zo groeide bij ABN Amro de rentemarge de afgelopen jaren. Onlangs bleek ook uit de eerste kwartaalcijfers van ING dat de rentemarge - het verschil tussen het tarief waartegen een bank geld leent, en uitleent - groot genoeg is om ruimte te bieden voor verlaging van de rente.
donderdag 25 juni 2015
Helft overheidsschuld in buitenlandse handen
In het eerste kwartaal van 2015 bedroeg de overheidsschuld 459 miljard euro. Dat is 68,9 procent van het bbp. De schuld groeide dit kwartaal met 9 miljard euro. De helft van de schuld is in buitenlandse handen. De rest van de schuld zit vooral bij binnenlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars. In 1995 was nog geen kwart van de schuld in handen van een buitenlandse partij zoals een buitenlands pensioenfonds, bank of centrale bank. Dit heeft CBS bekendgemaakt.
Het aandeel van de binnenlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars in de overheidsschuld is 45 procent in het eerste kwartaal 2015. In 1995 was dat nog 70 procent, in 2008 is het gezakt naar ruim 25 procent. Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars verkochten in deze periode hun staatsobligaties om een groter deel van hun vermogen in obligaties van andere sectoren te beleggen. Vanaf 2008 loopt het aandeel van de Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars weer gestaag op tot ruim 45 procent aan het einde van het eerste kwartaal 2015. Deze toename is te danken aan het feit dat staatsobligaties gelden als veilige beleggingen. Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars kochten tijdens de financiële crisis Nederlandse staatsobligaties om te voldoen aan de kapitaaleisen van De Nederlandsche Bank.
In 2008 liep het aandeel in de schuld van het buitenland sterk op. De totale schuld nam in 2008 sterk toe vanwege de extra financiële behoefte die het rijk had door de steun aan de financiële sector. Deze financiering is voor een groot deel door buitenlandse partijen verstrekt.
Het aandeel van de binnenlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars in de overheidsschuld is 45 procent in het eerste kwartaal 2015. In 1995 was dat nog 70 procent, in 2008 is het gezakt naar ruim 25 procent. Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars verkochten in deze periode hun staatsobligaties om een groter deel van hun vermogen in obligaties van andere sectoren te beleggen. Vanaf 2008 loopt het aandeel van de Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars weer gestaag op tot ruim 45 procent aan het einde van het eerste kwartaal 2015. Deze toename is te danken aan het feit dat staatsobligaties gelden als veilige beleggingen. Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars kochten tijdens de financiële crisis Nederlandse staatsobligaties om te voldoen aan de kapitaaleisen van De Nederlandsche Bank.
In 2008 liep het aandeel in de schuld van het buitenland sterk op. De totale schuld nam in 2008 sterk toe vanwege de extra financiële behoefte die het rijk had door de steun aan de financiële sector. Deze financiering is voor een groot deel door buitenlandse partijen verstrekt.
CBS: Ruim zes procent goederen en diensten wordt direct geraakt door BTW-verhoging
Ruim 6 procent van alle consumentenaankopen wordt direct geraakt als het lage BTW-tarief op een groot aantal producten wordt verhoogd naar 21 procent. Als deze BTW-verhoging in de prijzen zou worden doorberekend, kan dat een opwaartse invloed op de inflatie hebben die kan oplopen tot 0,9 procentpunt. Dat blijkt uit een analyse van cijfers van CBS. Inflatie is de gemiddelde prijsstijging van goederen en diensten die consumenten kopen.
22,9 procent van onze consumptieve bestedingen valt onder het lage btw-tarief. 6,4 procent daarvan zijn goederen of diensten die niet tot de primaire levensbehoeften behoren. Een verhoging van de BTW naar 21 procent op de goederen en diensten die niet tot de primaire levensmiddelen behoren kan er toe leiden dat deze goederen 14 procent duurder worden. Bouwdiensten, bloemen en planten en een bezoek aan de bioscoop zullen mogelijk in prijs stijgen. Maar ook het openbaar vervoer dat nu nog onder het lage BTW-tarief van 6 procent valt wordt mogelijk duurder.
22,9 procent van onze consumptieve bestedingen valt onder het lage btw-tarief. 6,4 procent daarvan zijn goederen of diensten die niet tot de primaire levensbehoeften behoren. Een verhoging van de BTW naar 21 procent op de goederen en diensten die niet tot de primaire levensmiddelen behoren kan er toe leiden dat deze goederen 14 procent duurder worden. Bouwdiensten, bloemen en planten en een bezoek aan de bioscoop zullen mogelijk in prijs stijgen. Maar ook het openbaar vervoer dat nu nog onder het lage BTW-tarief van 6 procent valt wordt mogelijk duurder.
ABN AMRO rapporteert als eerste financiële instelling over mensenrechten
ABN AMRO is naar eigen zeggen eerste financiële instelling ter wereld die de UN Guiding Principles Reporting Framework zal toepassen op haar duurzaamheidsverslag van volgend jaar. Hiermee zal de bank verslag doen van haar inspanningen om maatschappelijk verantwoord beleid op het gebied van mensenrechten door te voeren.
Het Guiding Principles Reporting Framework van de Verenigde Naties bevat de eerste algemene richtlijnen ter wereld die bedrijven kunnen hanteren om verslag te doen van hoe zij mensenrechten naleven. Het gaat uit van de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights. Het is ontwikkeld door het Human Rights Reporting and Assurance Frameworks Initiative (RAFI), een gezamenlijk initiatief van Shift en Mazars. RAFI zet zich wereldwijd in voor meer transparantie over de manier waarop bedrijven omgaan met hun verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren.
Caroline Princen, als lid van de Raad van Bestuur van ABN AMRO verantwoordelijk voor het duurzaamheidsbeleid van de bank, zegt hierover: ‘Bij ABN AMRO willen we bijdragen aan een betere wereld. In de afgelopen jaren hebben we diverse initiatieven ontplooid om dit doel te bereiken. Het rapporteren over onze inspanningen op het gebied van mensenrechten, waarbij we onze klanten en andere stakeholders actief betrekken, is in dit opzicht een belangrijke stap vooruit’.
De ontwikkeling van het UNGP Reporting Framework duurde twee jaar en gebeurde in overleg met diverse stakeholders wereldwijd. Zes ondernemingen uit zes sectoren hebben toegezegd het Reporting Framework in 2015 te gaan toepassen. Naast Unilever, die het spits heeft afgebeten, participeren ABN AMRO, Ericsson, H&M, Nestlé en Newmont.
De invoering van het UNGP Reporting Framework gebeurt in nauwe samenwerking met Shift, een vooraanstaand expertisecentrum op het gebied van de UN Guiding Principles. Caroline Rees, Voorzitter van de Raad van Bestuur van Shift: “ABN AMRO zal als koploper andere financiële instellingen laten zien hoe de UN Guiding Principles Reporting Framework banken kan helpen om zinvolle rapportage te leveren aan alle stakeholders, en tegelijkertijd zorgt voor sterkere interne processen waarmee respect voor mensenrechten in hun hele organisatie wordt gewaarborgd. Overigens betekent de nieuwe richtlijn van de Europese Unie over niet-financiële verslaggeving dat alle banken van enige omvang vanaf volgend jaar verplicht zijn te rapporteren over hun mensenrechtenbeleid, de uitkomsten hiervan, de hiermee samenhangende risico’s en hoe deze worden beheerst. De UNGP Reporting Framework stelt ABN AMRO en andere banken beter in staat om aan deze richtlijn te voldoen.”
Zoals voorgeschreven in het UNGP Reporting Framework richt ABN AMRO zich bij het rapporteren over mensenrechten vooral op die mensenrechten die het meest gevaar lopen negatief beïnvloed te worden door de activiteiten en zakelijke relaties van de bank. De bank zal zich hierbij houden aan de VN-richtlijnen voor due diligence-onderzoek naar de stand van zaken rondom mensenrechten.
Het Guiding Principles Reporting Framework van de Verenigde Naties bevat de eerste algemene richtlijnen ter wereld die bedrijven kunnen hanteren om verslag te doen van hoe zij mensenrechten naleven. Het gaat uit van de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights. Het is ontwikkeld door het Human Rights Reporting and Assurance Frameworks Initiative (RAFI), een gezamenlijk initiatief van Shift en Mazars. RAFI zet zich wereldwijd in voor meer transparantie over de manier waarop bedrijven omgaan met hun verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren.
Caroline Princen, als lid van de Raad van Bestuur van ABN AMRO verantwoordelijk voor het duurzaamheidsbeleid van de bank, zegt hierover: ‘Bij ABN AMRO willen we bijdragen aan een betere wereld. In de afgelopen jaren hebben we diverse initiatieven ontplooid om dit doel te bereiken. Het rapporteren over onze inspanningen op het gebied van mensenrechten, waarbij we onze klanten en andere stakeholders actief betrekken, is in dit opzicht een belangrijke stap vooruit’.
De ontwikkeling van het UNGP Reporting Framework duurde twee jaar en gebeurde in overleg met diverse stakeholders wereldwijd. Zes ondernemingen uit zes sectoren hebben toegezegd het Reporting Framework in 2015 te gaan toepassen. Naast Unilever, die het spits heeft afgebeten, participeren ABN AMRO, Ericsson, H&M, Nestlé en Newmont.
De invoering van het UNGP Reporting Framework gebeurt in nauwe samenwerking met Shift, een vooraanstaand expertisecentrum op het gebied van de UN Guiding Principles. Caroline Rees, Voorzitter van de Raad van Bestuur van Shift: “ABN AMRO zal als koploper andere financiële instellingen laten zien hoe de UN Guiding Principles Reporting Framework banken kan helpen om zinvolle rapportage te leveren aan alle stakeholders, en tegelijkertijd zorgt voor sterkere interne processen waarmee respect voor mensenrechten in hun hele organisatie wordt gewaarborgd. Overigens betekent de nieuwe richtlijn van de Europese Unie over niet-financiële verslaggeving dat alle banken van enige omvang vanaf volgend jaar verplicht zijn te rapporteren over hun mensenrechtenbeleid, de uitkomsten hiervan, de hiermee samenhangende risico’s en hoe deze worden beheerst. De UNGP Reporting Framework stelt ABN AMRO en andere banken beter in staat om aan deze richtlijn te voldoen.”
Zoals voorgeschreven in het UNGP Reporting Framework richt ABN AMRO zich bij het rapporteren over mensenrechten vooral op die mensenrechten die het meest gevaar lopen negatief beïnvloed te worden door de activiteiten en zakelijke relaties van de bank. De bank zal zich hierbij houden aan de VN-richtlijnen voor due diligence-onderzoek naar de stand van zaken rondom mensenrechten.
Crowdfundingplatform Geldvoorelkaar.nl introduceert advies- en begeleidingspakket
Geldvoorelkaar.nl introduceert een nieuw fenomeen in crowdfunding. Ondernemers die hun financiering via crowdfunding willen realiseren kunnen vanaf heden gebruik maken van een advies- en begeleidingspakket. Het advies- en begeleidingspakket heef als doel om professionele begeleiding van ondernemers te faciliteren.
Met behulp van het advies- en begeleidingspakket wordt de samenwerking tussen de ondernemer en zijn intermediair (accountant, adviseur, business coach) bevordert. Een goede samenwerking tussen ondernemer en intermediair draagt immers bij aan het succes van een onderneming, ook nádat de benodigde financiering via crowdfunding is verkregen. Met het begeleidingspakket komt de ondernemer met zijn intermediair overeen om voor een aantal uur advies en begeleiding af te nemen gedurende de looptijd van de lening. Zij kunnen kiezen uit de pakketten Brons (20 uur), Zilver (40 uur) en Goud (60 uur begeleiding).
Het advies- en begeleidingspakket kan mee gefinancierd worden met het crowdfundingproject. Hierdoor wordt het voor de ondernemer laagdrempeliger om advies in te winnen. De begeleiding van de intermediair zal in veel gevallen bijdragen aan het succes van de onderneming, waardoor de kans op een faillissement wordt verkleind. Het advies- en beleidingspakket kan daarom ook een meerwaarde zijn voor investeerders in crowdfundingprojecten.
Met behulp van het advies- en begeleidingspakket wordt de samenwerking tussen de ondernemer en zijn intermediair (accountant, adviseur, business coach) bevordert. Een goede samenwerking tussen ondernemer en intermediair draagt immers bij aan het succes van een onderneming, ook nádat de benodigde financiering via crowdfunding is verkregen. Met het begeleidingspakket komt de ondernemer met zijn intermediair overeen om voor een aantal uur advies en begeleiding af te nemen gedurende de looptijd van de lening. Zij kunnen kiezen uit de pakketten Brons (20 uur), Zilver (40 uur) en Goud (60 uur begeleiding).
Het advies- en begeleidingspakket kan mee gefinancierd worden met het crowdfundingproject. Hierdoor wordt het voor de ondernemer laagdrempeliger om advies in te winnen. De begeleiding van de intermediair zal in veel gevallen bijdragen aan het succes van de onderneming, waardoor de kans op een faillissement wordt verkleind. Het advies- en beleidingspakket kan daarom ook een meerwaarde zijn voor investeerders in crowdfundingprojecten.
woensdag 24 juni 2015
Ondernemer wint rechtszaak van ING over terugbetaling renteopslag
De heer Sewpersad was het oneens met de verhogingen van de renteopslag door ING Bank op zijn lening en heeft hierover een rechtszaak aangespannen. In het vonnis van 17 juni stelt Rechtbank Amsterdam de ondernemer in het gelijk en veroordeelt ING Bank tot het terugbetalen van bijna 60.000 euro. Volgens financieel expert Dr. Victor Macrae kan deze uitspraak vergaande gevolgen hebben voor de positie van klanten van banken die in een vergelijkbare situatie zitten en kan het leiden tot nieuwe claims en schadevergoedingen door banken.
Sewpersad is tandarts met een eigen praktijk. Hij heeft zijn vermogen belegd in vastgoed. Het vastgoed is gefinancierd met leningen bij ING Bank. Hij sluit op 1 juli 2008 een nieuwe financieringsovereenkomst voor een kleine Euro3 miljoen. Om zich te beschermen tegen een rentestijging, en op aanraden van ING Bank, sluit de heer Sewpersad tegelijkertijd een renteswap af. Macrae: "Uit de communicatie met zijn bank meent de tandarts hiermee de rente te hebben vastgelegd over de hele looptijd van de swap. ING Bank denkt daar echter anders over en verdrievoudigt de renteopslag. De heer Sewpersad accepteert dat niet en durft als één van de weinige ondernemers rechtstreeks de stap naar de rechter te zetten. Dat de rechtbank de ondernemer in het gelijk stelt en ING Bank dwingt tot schadevergoeding is een unieke uitspraak die een belangrijke precedentwerking kan hebben."
Macrae: "Deze rechtszaak heeft vergaande gevolgen voor de relatie omdat de heer Sewpersad niet zomaar van bank kan veranderen. Dat komt omdat er een grote negatieve waarde zit in de renteswap als gevolg van de gedaalde marktrente. De renteswap is gekoppeld aan de onderliggende lening. Dat betekent dat als de heer Sewpersad de lening bij een andere bank wil onderbrengen, hij de negatieve waarde van het derivaat direct met ING Bank moet afrekenen. De rechtbank erkent dat de heer Sewpersad vast zit aan ING Bank en weinig alternatieven heeft. Hierdoor strekken de gevolgen veel verder dan de rechtszaak zelf."
"Deze uitspraak moet in het licht worden gezien van het probleemdossier rentederivaten waarin ondernemingen banken aansprakelijk stellen voor de geleden schade van mis-selling van rentederivaten", aldus Macrae. Zo heeft de stichting Renteswapschadeclaim namens 500 anonieme MKB-ondernemingen een massaschadeclaim ingediend tegen Rabobank. De AFM is ontevreden over het proces hoe banken de klantdossiers beoordelen: het gaat volgens de AFM te langzaam aangezien vooraf afgesproken deadlines niet gehaald worden. Ook heeft de AFM een bank een tik op de vingers gegeven omdat zij de kwaliteit van de beoordeling onvoldoende achtte. Het werk moet overgedaan worden. Daarnaast is het klachteninstituut KiFID betrokken en worden er rechtstreeks rechtszaken aangespannen door ondernemers tegen hun bank zoals in dit voorbeeld. Macrae: "Een snelle oplossing van dit probleemdossier lijkt nog ver weg."
Victor Macrae is eigenaar van Macrae Finance, een onafhankelijk financieel adviesbureau met klanten als Alliander, Deutsche Bank en Rabobank. Hij is gepromoveerd op financieel risicomanagement en heeft een MBA van Nyenrode. Hij heeft voor grote banken gewerkt zoals ING Barings en was treasurer van Wolters Kluwer. Macrae is auteur van het boek Mastering interest rate risk strategy dat door Financial Times Publishing wordt uitgegeven.
Sewpersad is tandarts met een eigen praktijk. Hij heeft zijn vermogen belegd in vastgoed. Het vastgoed is gefinancierd met leningen bij ING Bank. Hij sluit op 1 juli 2008 een nieuwe financieringsovereenkomst voor een kleine Euro3 miljoen. Om zich te beschermen tegen een rentestijging, en op aanraden van ING Bank, sluit de heer Sewpersad tegelijkertijd een renteswap af. Macrae: "Uit de communicatie met zijn bank meent de tandarts hiermee de rente te hebben vastgelegd over de hele looptijd van de swap. ING Bank denkt daar echter anders over en verdrievoudigt de renteopslag. De heer Sewpersad accepteert dat niet en durft als één van de weinige ondernemers rechtstreeks de stap naar de rechter te zetten. Dat de rechtbank de ondernemer in het gelijk stelt en ING Bank dwingt tot schadevergoeding is een unieke uitspraak die een belangrijke precedentwerking kan hebben."
Macrae: "Deze rechtszaak heeft vergaande gevolgen voor de relatie omdat de heer Sewpersad niet zomaar van bank kan veranderen. Dat komt omdat er een grote negatieve waarde zit in de renteswap als gevolg van de gedaalde marktrente. De renteswap is gekoppeld aan de onderliggende lening. Dat betekent dat als de heer Sewpersad de lening bij een andere bank wil onderbrengen, hij de negatieve waarde van het derivaat direct met ING Bank moet afrekenen. De rechtbank erkent dat de heer Sewpersad vast zit aan ING Bank en weinig alternatieven heeft. Hierdoor strekken de gevolgen veel verder dan de rechtszaak zelf."
"Deze uitspraak moet in het licht worden gezien van het probleemdossier rentederivaten waarin ondernemingen banken aansprakelijk stellen voor de geleden schade van mis-selling van rentederivaten", aldus Macrae. Zo heeft de stichting Renteswapschadeclaim namens 500 anonieme MKB-ondernemingen een massaschadeclaim ingediend tegen Rabobank. De AFM is ontevreden over het proces hoe banken de klantdossiers beoordelen: het gaat volgens de AFM te langzaam aangezien vooraf afgesproken deadlines niet gehaald worden. Ook heeft de AFM een bank een tik op de vingers gegeven omdat zij de kwaliteit van de beoordeling onvoldoende achtte. Het werk moet overgedaan worden. Daarnaast is het klachteninstituut KiFID betrokken en worden er rechtstreeks rechtszaken aangespannen door ondernemers tegen hun bank zoals in dit voorbeeld. Macrae: "Een snelle oplossing van dit probleemdossier lijkt nog ver weg."
Victor Macrae is eigenaar van Macrae Finance, een onafhankelijk financieel adviesbureau met klanten als Alliander, Deutsche Bank en Rabobank. Hij is gepromoveerd op financieel risicomanagement en heeft een MBA van Nyenrode. Hij heeft voor grote banken gewerkt zoals ING Barings en was treasurer van Wolters Kluwer. Macrae is auteur van het boek Mastering interest rate risk strategy dat door Financial Times Publishing wordt uitgegeven.
Beleidsdekkingsgraad verder gedaald
De gemiddelde beleidsdekkingsgraad van pensioenfondsen is tussen maart en mei gedaald van 109 naar 108 procent. Eind december 2014 bedroeg de gemiddelde beleidsdekkingsgraad nog 110 procent. Sinds de invoering van het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) op 1 januari 2015 is de beleidsdekkingsgraad maatgevend voor het financiële beleid van pensioenfondsen. De beleidsdekkingsgraad is het 12-maands gemiddelde van de dekkingsgraad op basis van dagelijkse marktinformatie.
De dekkingsgraad op basis van dagelijkse marktinformatie is tussen maart en mei juist gestegen, van 103 naar 107 procent. Eén van de redenen hiervoor is de stijging van de rentetermijnstructuur (tabel 1.3.1) in deze periode. Zo nam de 30-jaarsrente met 42 basispunten toe. De stijging van de rente zorgt aan de ene kant voor een daling van de verplichtingen van de pensioenfondsen. Aan de andere kant neemt de vastrentende waardenportefeuille daardoor in waarde af. Dit effect is echter kleiner dan de daling van de verplichtingen. Ook de aandelenkoersen zijn tussen maart en mei toegenomen, wat een positief effect heeft gehad op de aandelenportefeuille van de pensioenfondsen. Ondanks deze positieve ontwikkelingen is de dekkingsgraad op basis van dagelijkse marktinformatie nog steeds lager dan een jaar geleden. Dit heeft geresulteerd in een daling van de beleidsdekkingsgraad.
Per ultimo mei 2015 zat het merendeel van de deelnemers bij een pensioenfonds met een beleidsdekkingsgraad tussen de 100 en 105%. Deze pensioenfondsen hadden gezamenlijk 3,1 miljoen actieve deelnemers en 1,7 miljoen pensioengerechtigden. Bij deze pensioenfondsen ligt de beleidsdekkingsgraad veelal onder de vereiste dekkingsgraad, waardoor ze in een tekortsituatie verkeren. Pensioenfondsen in tekort moeten uiterlijk op 1 juli een herstelplan indienen bij DNB.
Verdwijnen geldautomaten van platteland Overijssel?
Op initiatief van provincie Overijssel heeft zeer recent een gesprek plaatsgevonden met de ABN AMRO Bank, SNS Bank, Rabobank, ING Bank, Betaalvereniging Nederland en Overijsselse Vereniging voor Kleine Kernen.
Het onderwerp van deze bijeenkomst was het verdwijnen van geldautomaten op het platteland in Overijssel. Het doel van het gesprek was met bovengenoemde partijen te komen tot afspraken om de beschikbaarheid van contant geld voor inwoners van het platteland op peil te houden en waar nodig weer op peil te brengen.
Op woensdag 17 juni heeft gedeputeerde Eddy van Hijum, gedeputeerde Economie, Financiën en Deelnemingenbeleid de Statenleden van de commissie Economie geïnformeerd over het verloop van de besprekingen.
Alle partijen zijn bereid om mee te denken over de problemen in ontstane, zogenoemde, witte vlekken. Deze witte vlekken zijn gebieden waar geen geldautomaat binnen een straal van 5 kilometer te vinden is.
De Overijsselse Vereniging voor Kleine Kernen gaat in samenwerking met de provincie Overijssel een onderzoek doen naar de locaties waar er maatschappelijke problemen zijn ontstaan naar aanleiding van het verdwijnen van geldautomaten.
Op basis van deze inventarisatie komt er een vervolggesprek met eerder genoemde partijen. Dit gesprek geeft inhoud en richting voor maatwerkoplossingen met lokale partijen. Daarbij is het herplaatsen van geldautomaten door banken (bij toerbeurt) een uiterste oplossing. De Betaalvereniging Nederland heeft de bereidheid uitgesproken hierbij in Overijssel ondersteuning te bieden.
Ook is afgesproken dat banken een voornemen om geldautomaten te verwijderen gaan toetsen bij de Betaalvereniging Nederland. Dit om te voorkomen dat er nieuwe witte vlekken ontstaan.
In oktober wordt een vervolgsessie georganiseerd om het onderzoek te bespreken en tot maatwerkoplossingen te komen.
Het onderwerp van deze bijeenkomst was het verdwijnen van geldautomaten op het platteland in Overijssel. Het doel van het gesprek was met bovengenoemde partijen te komen tot afspraken om de beschikbaarheid van contant geld voor inwoners van het platteland op peil te houden en waar nodig weer op peil te brengen.
Op woensdag 17 juni heeft gedeputeerde Eddy van Hijum, gedeputeerde Economie, Financiën en Deelnemingenbeleid de Statenleden van de commissie Economie geïnformeerd over het verloop van de besprekingen.
Alle partijen zijn bereid om mee te denken over de problemen in ontstane, zogenoemde, witte vlekken. Deze witte vlekken zijn gebieden waar geen geldautomaat binnen een straal van 5 kilometer te vinden is.
De Overijsselse Vereniging voor Kleine Kernen gaat in samenwerking met de provincie Overijssel een onderzoek doen naar de locaties waar er maatschappelijke problemen zijn ontstaan naar aanleiding van het verdwijnen van geldautomaten.
Op basis van deze inventarisatie komt er een vervolggesprek met eerder genoemde partijen. Dit gesprek geeft inhoud en richting voor maatwerkoplossingen met lokale partijen. Daarbij is het herplaatsen van geldautomaten door banken (bij toerbeurt) een uiterste oplossing. De Betaalvereniging Nederland heeft de bereidheid uitgesproken hierbij in Overijssel ondersteuning te bieden.
Ook is afgesproken dat banken een voornemen om geldautomaten te verwijderen gaan toetsen bij de Betaalvereniging Nederland. Dit om te voorkomen dat er nieuwe witte vlekken ontstaan.
In oktober wordt een vervolgsessie georganiseerd om het onderzoek te bespreken en tot maatwerkoplossingen te komen.
Kabinet: intensivering steun aan ontwikkelingslanden op belastinggebied
Nederland is inmiddels met vijf ontwikkelingslanden de opname van anti-misbruikbepalingen in belastingverdragen overeengekomen. Met Ethiopië, Malawi, Kenia, Zambia en Ghana zijn gesprekken daarover succesvol afgerond. Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking: ‘Het gaat om de eerste lichting van in totaal 23 landen waarmee we afspraken willen maken over bestrijding van belastingontwijking. Mooi dat de vaart er nu inkomt. Het is niet meer dan fair dat een onderneming een reëel bedrag aan belasting betaalt in het land waar het echt actief is.’
Momenteel wordt overleg gevoerd over de opname van een anti-misbruikbepaling met nog eens zeven landen. Belastingverdragen bieden in het algemeen de Nederlandse ondernemingen in de desbetreffende landen zekerheid over de fiscale heffingsrechten waarmee investeringen worden gestimuleerd. Ook versterken ze administratieve samenwerking tussen de overheden dankzij afspraken over fiscale gegevensuitwisseling en administratieve bijstand om belastingontwijking tegen te gaan. Wiebes: ‘De norm is dat belasting wordt betaald waar het inkomen wordt verdiend. Daar zet Nederland op in. Nederland wil vooroplopen in het aanpassen van verdragen met ontwikkelingslanden.' De verwachting is dat nog voor het eind van dit jaar met meerdere landen nieuwe overeenkomsten worden afgesloten.
In aanvulling op herziening van belastingverdragen zet Nederland zich ook in voor versterking van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Zo wordt een bijdrage geleverd aan het programma ‘Tax Inspectors Without Borders’ in Ghana waarbij Nederlandse belastingambtenaren hun Ghanese collega’s trainen in het opleggen van belastingaanslagen voor multinationals. En in meer dan tien andere landen wordt op andere manieren samengewerkt om de kwaliteit van lokale belastingmedewerkers te verhogen.
Nieuw is in dit verband een initiatief waar Nederland zich met andere donoren voor inspant: het ‘Addis Tax Initiative’ dat substantieel meer middelen moet genereren voor capaciteitsopbouw op het gebied van belastingen. Ploumen: ‘Het gaat om een coherente aanpak: enerzijds om betere fiscale regels, anderzijds om het opleiden van gekwalificeerde inspecteurs die de belastingen daadwerkelijk kunnen innen.’ Het is de bedoeling dat dit initiatief medio juli op de ‘Financing for Development’ top in Addis Abeba gelanceerd wordt.
Nieuw is ook het Nederlandse aandeel in het OESO initiatief om veertien ontwikkelingslanden te ondersteunen bij hun deelname aan de Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) onderhandelingen in Parijs die gericht zijn op het terugdringen van belastingontwijking. Nederland zal er onder meer aan bijdragen dat ontwikkelingslanden voldoende gekwalificeerd aan de onderhandelingen kunnen meedoen.
Momenteel wordt overleg gevoerd over de opname van een anti-misbruikbepaling met nog eens zeven landen. Belastingverdragen bieden in het algemeen de Nederlandse ondernemingen in de desbetreffende landen zekerheid over de fiscale heffingsrechten waarmee investeringen worden gestimuleerd. Ook versterken ze administratieve samenwerking tussen de overheden dankzij afspraken over fiscale gegevensuitwisseling en administratieve bijstand om belastingontwijking tegen te gaan. Wiebes: ‘De norm is dat belasting wordt betaald waar het inkomen wordt verdiend. Daar zet Nederland op in. Nederland wil vooroplopen in het aanpassen van verdragen met ontwikkelingslanden.' De verwachting is dat nog voor het eind van dit jaar met meerdere landen nieuwe overeenkomsten worden afgesloten.
In aanvulling op herziening van belastingverdragen zet Nederland zich ook in voor versterking van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Zo wordt een bijdrage geleverd aan het programma ‘Tax Inspectors Without Borders’ in Ghana waarbij Nederlandse belastingambtenaren hun Ghanese collega’s trainen in het opleggen van belastingaanslagen voor multinationals. En in meer dan tien andere landen wordt op andere manieren samengewerkt om de kwaliteit van lokale belastingmedewerkers te verhogen.
Nieuw is in dit verband een initiatief waar Nederland zich met andere donoren voor inspant: het ‘Addis Tax Initiative’ dat substantieel meer middelen moet genereren voor capaciteitsopbouw op het gebied van belastingen. Ploumen: ‘Het gaat om een coherente aanpak: enerzijds om betere fiscale regels, anderzijds om het opleiden van gekwalificeerde inspecteurs die de belastingen daadwerkelijk kunnen innen.’ Het is de bedoeling dat dit initiatief medio juli op de ‘Financing for Development’ top in Addis Abeba gelanceerd wordt.
Nieuw is ook het Nederlandse aandeel in het OESO initiatief om veertien ontwikkelingslanden te ondersteunen bij hun deelname aan de Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) onderhandelingen in Parijs die gericht zijn op het terugdringen van belastingontwijking. Nederland zal er onder meer aan bijdragen dat ontwikkelingslanden voldoende gekwalificeerd aan de onderhandelingen kunnen meedoen.
dinsdag 23 juni 2015
ABN vervolgt onderzoek naar kantoor Dubai
ABN AMRO verwacht het volledige onderzoek naar onregelmatigheden op het private banking kantoor van de bank in Dubai. in het vierde kwartaal van dit jaar af te ronden. Toezichthouders (DNB en DFSA) hebben lokaal onderzoeken ingesteld.
Bij eerder onderzoek zijn aanwijzingen gevonden voor de betrokkenheid van een medewerker van het kantoor van ABN AMRO in Dubai (Private Banking) bij een ongebruikelijke transactie. Vastgesteld is dat de medewerker begin 2014 van een (Private Banking) klant van ABN AMRO Dubai een bedrag (minder dan 100.000 dollar) heeft ontvangen en dat bedrag vervolgens via zijn privé-rekening bij een andere bank heeft overgemaakt naar een rekening van een derde partij. De medewerker heeft daarmee in strijd gehandeld met de toepasselijke regels en gedragslijnen.
De transactie werd uitgevoerd via rekeningen bij andere banken waardoor deze op geen enkele manier zichtbaar was, of kon zijn, voor de interne controlesystemen van ABN AMRO. Er zijn geen gelden van klanten van ABN AMRO of andere derden verduisterd en er zijn ook geen klachten of claims van klanten ontvangen. De bank heeft tot op heden zelf evenmin verlies of schade geleden.
De Raad van Bestuur heeft direct nadat de bevindingen werden gemeld besloten tot het volgen van de daarvoor gebruikelijke procedure. Besloten is om de arbeidsverhouding met de medewerker per direct te beëindigen, conform het ‘zero tolerance’-beleid dat ABN AMRO toepast om de naleving van toepasselijke wet- en regelgeving en interne gedragsregels te waarborgen. De Raad van Bestuur heeft de toezichthouders in Nederland en in Dubai en de Raad van Commissarissen geïnformeerd en zal dat ook blijven doen gedurende het nog lopende onderzoek.
Bij eerder onderzoek zijn aanwijzingen gevonden voor de betrokkenheid van een medewerker van het kantoor van ABN AMRO in Dubai (Private Banking) bij een ongebruikelijke transactie. Vastgesteld is dat de medewerker begin 2014 van een (Private Banking) klant van ABN AMRO Dubai een bedrag (minder dan 100.000 dollar) heeft ontvangen en dat bedrag vervolgens via zijn privé-rekening bij een andere bank heeft overgemaakt naar een rekening van een derde partij. De medewerker heeft daarmee in strijd gehandeld met de toepasselijke regels en gedragslijnen.
De transactie werd uitgevoerd via rekeningen bij andere banken waardoor deze op geen enkele manier zichtbaar was, of kon zijn, voor de interne controlesystemen van ABN AMRO. Er zijn geen gelden van klanten van ABN AMRO of andere derden verduisterd en er zijn ook geen klachten of claims van klanten ontvangen. De bank heeft tot op heden zelf evenmin verlies of schade geleden.
De Raad van Bestuur heeft direct nadat de bevindingen werden gemeld besloten tot het volgen van de daarvoor gebruikelijke procedure. Besloten is om de arbeidsverhouding met de medewerker per direct te beëindigen, conform het ‘zero tolerance’-beleid dat ABN AMRO toepast om de naleving van toepasselijke wet- en regelgeving en interne gedragsregels te waarborgen. De Raad van Bestuur heeft de toezichthouders in Nederland en in Dubai en de Raad van Commissarissen geïnformeerd en zal dat ook blijven doen gedurende het nog lopende onderzoek.
DNB pleit voor meer diversiteit en concurrentie in de bankensector
De Nederlandse bankensector moet diverser en concurrerender worden. Dat zal de stabiliteit en efficiëntie van de bancaire dienstverlening vergroten. In dit kader verwelkomt DNB meer toetreding door buitenlandse banken en door nieuwe innovatieve partijen. Daarnaast moeten fiscale stimulansen en andere marktverstoringen die aanzetten tot een grote sectoromvang verder worden afgebouwd. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit de ‘Visie op de structuur van de Nederlandse bankensector’ die DNB vandaag uitbrengt.
De structuur van de bankensector heeft grote invloed op de stabiliteit en de efficiëntie van de bancaire dienstverlening. Het begrip stabiliteit doelt hier op het vermogen van de bankensector om – zonder dat daarvoor steunoperaties noodzakelijk zijn – haar dienstverlening aan consumenten en bedrijven ook in crisistijd op peil te houden. Daarnaast, biedt een efficiënte bankensector producten en diensten aan tegen redelijke, kostendekkende tarieven. De behoeften van klanten om te lenen en sparen worden dan zo goed mogelijk ondersteund, waarmee de bankensector bijdraagt aan duurzame welvaart. Deze visie beschrijft allereerst de huidige structuur van de Nederlandse bankensector. Daarna evalueert zij de ontwikkeling hiervan met het oog op de stabiliteit en efficiëntie van de bancaire dienstverlening. Zij vormt daarmee een aanvulling op de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector, het rapport van de commissie-Wijffels, en de DNB Visie op Toezicht 2014-2018.
Een belangrijk kenmerk van de Nederlandse bankensector is de grote omvang. De sectoromvang is sinds het begin van de financiële crisis afgenomen, maar blijft zowel historisch als internationaal gezien groot in verhouding tot de economie. Dit komt deels door de verhoogde risicobereidheid in de jaren voor de crisis, die gepaard ging met een sterke groei van de bancaire kredietverlening. Hierbij hebben fiscale factoren en impliciete staatsgaranties voor systeembanken een belangrijke rol gespeeld. Het is van belang om deze verstoringen verder af te bouwen, bijvoorbeeld door het verder versoberen van de hypotheekrenteaftrek, het voortzetten van de geleidelijke afbouw van de loan-to-value limiet voor hypotheken en het vergroten van de afwikkelbaarheid van systeembanken in crisistijd.
De structuur van de bankensector heeft grote invloed op de stabiliteit en de efficiëntie van de bancaire dienstverlening. Het begrip stabiliteit doelt hier op het vermogen van de bankensector om – zonder dat daarvoor steunoperaties noodzakelijk zijn – haar dienstverlening aan consumenten en bedrijven ook in crisistijd op peil te houden. Daarnaast, biedt een efficiënte bankensector producten en diensten aan tegen redelijke, kostendekkende tarieven. De behoeften van klanten om te lenen en sparen worden dan zo goed mogelijk ondersteund, waarmee de bankensector bijdraagt aan duurzame welvaart. Deze visie beschrijft allereerst de huidige structuur van de Nederlandse bankensector. Daarna evalueert zij de ontwikkeling hiervan met het oog op de stabiliteit en efficiëntie van de bancaire dienstverlening. Zij vormt daarmee een aanvulling op de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector, het rapport van de commissie-Wijffels, en de DNB Visie op Toezicht 2014-2018.
Een belangrijk kenmerk van de Nederlandse bankensector is de grote omvang. De sectoromvang is sinds het begin van de financiële crisis afgenomen, maar blijft zowel historisch als internationaal gezien groot in verhouding tot de economie. Dit komt deels door de verhoogde risicobereidheid in de jaren voor de crisis, die gepaard ging met een sterke groei van de bancaire kredietverlening. Hierbij hebben fiscale factoren en impliciete staatsgaranties voor systeembanken een belangrijke rol gespeeld. Het is van belang om deze verstoringen verder af te bouwen, bijvoorbeeld door het verder versoberen van de hypotheekrenteaftrek, het voortzetten van de geleidelijke afbouw van de loan-to-value limiet voor hypotheken en het vergroten van de afwikkelbaarheid van systeembanken in crisistijd.
maandag 22 juni 2015
Ook bankensector zet in op diversiteit en concurrentie
De bankensector heeft de afgelopen jaren vele stappen gezet om de sector en de dienstverlening stabieler te maken en de belastingbetaler buiten schot te houden. In een sterk gekrompen sector zijn kapitaalbuffers versterkt en is het productaanbod vereenvoudigd en gemoderniseerd. De totstandkoming van de Europese bankenunie, 'bail-in' van investeerders in banken en het resolutiefonds dat banken vullen, leiden tot een situatie waarin de sector de eigen broek ophoudt. DNB neemt de veranderingen in de afgelopen zeven jaar en de effecten van deze Europese regelgeving helaas onvoldoende mee in haar visie op de toekomst. Juist in Europa liggen namelijk de kansen voor een stabiel en dienstbaar bankwezen.
De belangrijke bijdrage die banken leveren aan verdere economische groei door kredietverlening, bemiddeling en innovatie zou daarbij voorop moeten staan, eerder dan de omvang van de sector - vooral als die gemeten wordt naar balanstotalen waarvan een zeer substantieel deel betrekking heeft op buitenlandse vorderingen. Dat de Nederlandse sector relatief geconcentreerd en omvangrijk is, heeft bovendien deels zijn oorzaak in een aantal structurele factoren in de Nederlandse economie, zoals het sterke export-georiënteerde open karakter.
Voor de consument gaat het echter niet om concentratie of omvang maar om concurrentie. In de praktijk bestaat die in Nederland wel degelijk. Nederland kent een zeer toegankelijke, efficiënte en kwalitatief hoogwaardige dienstverlening, zeker in vergelijking met een groot aantal landen waar de sector veel meer versnipperd is en de variëteit in aanbieders zich deels uit in regionale concentratie. Het is goed dat DNB nadenkt over overheidsbeleid dat het vestigingsklimaat bevordert en toetredingsdrempels vermindert. Concrete acties zijn hier belangrijk. Voor concurrentie is ook één gelijk Europees speelveld nodig, zonder nationale koppen op de regelgeving en toezicht die ook buitenlandse spelers niet aanmoedigen om hier actief te worden.
De Nederlandse economie is internationaal georiënteerd, met een sterk exporterend en internationaal investerend bedrijfsleven, van kleinere bedrijven tot multinationals. Daar horen internationaal georiënteerde banken bij. DNB lijkt enerzijds buitenlandse toetreders op de Nederlandse markt te verwelkomen maar tegelijkertijd terughoudend te zijn ten aanzien van grensoverschrijdende activiteiten van Nederlandse banken. Zeker ook door het financieringstekort (funding gap) in Nederland zou een grotere concentratie van de sector op binnenlandse activiteiten echter de afhankelijkheid van kapitaalmarktfinanciering vergroten. Een goed functionerende markt vergt internationaal verkeer in beide richtingen; Europa is een kans, veel meer dan een risico. De realisatie van één Europese financiële markt is belangrijk voor de versterking van concurrentie en diversiteit in het Europese bankenlandschap.
De NVB ziet uit naar de gedachtewisseling met DNB over haar visie, met name ook over het effect van technologische ontwikkeling op de structuur van de Nederlands bankensector. Dat laatste is ook voor de banken belangrijk. De grootste verandering in de structuur van de sector zal waarschijnlijk bepaald worden door technologische ontwikkelingen en innovatie en daarom zijn Nederlandse banken daar al volop mee bezig.
Pilot alternatieve afbetaling van schulden in Groningen
In juni start de Groningse Kredietbank (GKB) de pilot ‘Innovatie schuldhulp-verlening’. De pilot is een samenwerking met het Sociale Team Lewenborg en de organisatie Goede Gieren. De gemeente constateert dat schulden vaak een negatief effect hebben op gezondheid, participatie en opvoeding in een gezin. Op die manier kan een lang schuldentraject leiden tot meer problemen en hogere maatschappelijke kosten. Groningen loopt nu samen met de gemeenten Amsterdam, Eindhoven en Den Haag voorop in het zoeken naar nieuwe, creatieve oplossingen. In eerste instantie doen twintig huishoudens mee. De pilot moet opleveren dat mensen met grote financiële problemen sneller perspectief op verbetering krijgen en dat de maatschappelijke kosten verminderen.
De gemeente Groningen vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk Stadjers meedoen aan het dagelijkse leven. Sociale contacten en passend werk zijn daarin erg belangrijk. Problemen door schulden kunnen het vinden en het houden van werk ernstig belemmeren. Daarnaast kan niet altijd alles gedaan worden wat nodig is voor de gezondheid van alle gezinsleden.
De gemeente start daarom nu een experiment om te voorkomen dat problemen van Stadjers zich verdiepen tijden hun schuldentraject. Stadjers die zijn vastgelopen in de reguliere schuldhulpverlening, krijgen de kans hun schulden op een alternatieve manier af te betalen. Bijvoorbeeld door het doen van klussen bij een woningcorporatie om huurschulden af te lossen of het uitvoeren van een werkstraf bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) om openstaande verkeersboetes te betalen. Deelnemers aan de pilot wordt gevraagd een eigen plan te maken over mogelijkheden van aflossing en het voorkomen van nieuwe financiële problemen.
Wethouder Gijsbertsen: “We staan als gemeente voor een goede schuldhulpverlening aan onze burgers. We ondernemen tal van preventie-activiteiten om financiële problemen bij mensen te voorkomen, maar we blijven ook altijd op zoek naar alternatieve en creatieve oplossingen die perspectief op de toekomst geven. Het is raar dat we sommige mensen niet kunnen helpen, dat ze vast zitten. We willen de vicieuze cirkel doorbreken. We hopen met de nieuwe aanpak de maatschappelijke kosten die schuldproblemen met zich mee brengen te verminderen.”
De pilot ‘Innovatie schuldhulpverlening’ komt voort uit de motie ‘Goede Gieren’ die de gemeenteraad van Groningen in november 2014 aannam. In de motie verzocht de gemeenteraad het college van B&W om nieuwe (experimentele) werkwijzen te bedenken en deze uit te voeren.
De gemeente Groningen vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk Stadjers meedoen aan het dagelijkse leven. Sociale contacten en passend werk zijn daarin erg belangrijk. Problemen door schulden kunnen het vinden en het houden van werk ernstig belemmeren. Daarnaast kan niet altijd alles gedaan worden wat nodig is voor de gezondheid van alle gezinsleden.
De gemeente start daarom nu een experiment om te voorkomen dat problemen van Stadjers zich verdiepen tijden hun schuldentraject. Stadjers die zijn vastgelopen in de reguliere schuldhulpverlening, krijgen de kans hun schulden op een alternatieve manier af te betalen. Bijvoorbeeld door het doen van klussen bij een woningcorporatie om huurschulden af te lossen of het uitvoeren van een werkstraf bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) om openstaande verkeersboetes te betalen. Deelnemers aan de pilot wordt gevraagd een eigen plan te maken over mogelijkheden van aflossing en het voorkomen van nieuwe financiële problemen.
Wethouder Gijsbertsen: “We staan als gemeente voor een goede schuldhulpverlening aan onze burgers. We ondernemen tal van preventie-activiteiten om financiële problemen bij mensen te voorkomen, maar we blijven ook altijd op zoek naar alternatieve en creatieve oplossingen die perspectief op de toekomst geven. Het is raar dat we sommige mensen niet kunnen helpen, dat ze vast zitten. We willen de vicieuze cirkel doorbreken. We hopen met de nieuwe aanpak de maatschappelijke kosten die schuldproblemen met zich mee brengen te verminderen.”
De pilot ‘Innovatie schuldhulpverlening’ komt voort uit de motie ‘Goede Gieren’ die de gemeenteraad van Groningen in november 2014 aannam. In de motie verzocht de gemeenteraad het college van B&W om nieuwe (experimentele) werkwijzen te bedenken en deze uit te voeren.
zondag 21 juni 2015
Pechthold: Konningshuis moet belasting betalen
D66-leider en woordvoerder Koningshuis Alexander Pechtold noemt de besluiten van het kabinet over het koningshuis vandaag een “gemiste kans om het koningshuis minder kwetsbaar en meer bij deze tijd te brengen”.
Het kabinet maakte vrijdag bekend dat de koning ook in de toekomst geen belasting hoeft te betalen. Daarnaast blijkt de verbouwing van paleis Huis ten Bosch bijna dubbel zo duur als gepland. Pechtold: “Dit is nu de zoveelste keer dat Rutte niet durft door te pakken en ook nog eens onhandig communiceert. Het koningschap is voor velen een symbool in onze samenleving, hij moet zorgen dat dat niet onnodig kwetsbaar wordt.”
Premier Rutte beaamde dat het eigenlijk niet meer van deze tijd is dat de koning allerlei belastingvrijstellingen heeft. Toch durft hij daar niets aan te veranderen. Pechtold: “Deze evaluatie van de begroting van de koning was de kans om iets te doen aan alle belastingvoordelen van het koningshuis. Waarom laat Rutte die kans lopen?” D66 wil de principiële stap zetten dat de koning inkomstenbelasting gaat betalen. Ook zou onderzocht moeten worden in hoeverre de vrijstelling van bijvoorbeeld erf- en schenkbelasting aangepast kan worden.
In de Tweede Kamer beloofde Rutte vorig jaar dat de verbouwing van Huis ten Bosch niet duurder zou uitvallen dan de geplande 35 miljoen euro. Hij zei er toen bij dat hij dat al “een hoog bedrag” vond. Nu trekt het kabinet er bijna twee keer zoveel geld voor uit, 59 miljoen euro. Rutte betreurt zijn te stellige uitlatingen daarover. Pechtold: “Al te hoge kosten en slechte communicatie daarover maken de koning onnodig kwetsbaar. De premier zou het koningschap toekomstbestendig moeten maken, dat wil zeggen ingetogen waar het moet, koninklijk waar het kan.”
Pechtold is verheugd dat het kabinet het voorstel van D66 omarmt om de Oranjezaal van Huis ten Bosch tijdelijk open te stellen voor publiek, door de partij bij het debat over de begroting van de Koning afgelopen najaar geopperd. “Ik denk dat veel mensen deze prachtige, monumentale ruimte graag een keer willen zien. Hartstikke goed besluit van het kabinet om die mogelijkheid nu te bieden.”
Het kabinet maakte vrijdag bekend dat de koning ook in de toekomst geen belasting hoeft te betalen. Daarnaast blijkt de verbouwing van paleis Huis ten Bosch bijna dubbel zo duur als gepland. Pechtold: “Dit is nu de zoveelste keer dat Rutte niet durft door te pakken en ook nog eens onhandig communiceert. Het koningschap is voor velen een symbool in onze samenleving, hij moet zorgen dat dat niet onnodig kwetsbaar wordt.”
Premier Rutte beaamde dat het eigenlijk niet meer van deze tijd is dat de koning allerlei belastingvrijstellingen heeft. Toch durft hij daar niets aan te veranderen. Pechtold: “Deze evaluatie van de begroting van de koning was de kans om iets te doen aan alle belastingvoordelen van het koningshuis. Waarom laat Rutte die kans lopen?” D66 wil de principiële stap zetten dat de koning inkomstenbelasting gaat betalen. Ook zou onderzocht moeten worden in hoeverre de vrijstelling van bijvoorbeeld erf- en schenkbelasting aangepast kan worden.
In de Tweede Kamer beloofde Rutte vorig jaar dat de verbouwing van Huis ten Bosch niet duurder zou uitvallen dan de geplande 35 miljoen euro. Hij zei er toen bij dat hij dat al “een hoog bedrag” vond. Nu trekt het kabinet er bijna twee keer zoveel geld voor uit, 59 miljoen euro. Rutte betreurt zijn te stellige uitlatingen daarover. Pechtold: “Al te hoge kosten en slechte communicatie daarover maken de koning onnodig kwetsbaar. De premier zou het koningschap toekomstbestendig moeten maken, dat wil zeggen ingetogen waar het moet, koninklijk waar het kan.”
Pechtold is verheugd dat het kabinet het voorstel van D66 omarmt om de Oranjezaal van Huis ten Bosch tijdelijk open te stellen voor publiek, door de partij bij het debat over de begroting van de Koning afgelopen najaar geopperd. “Ik denk dat veel mensen deze prachtige, monumentale ruimte graag een keer willen zien. Hartstikke goed besluit van het kabinet om die mogelijkheid nu te bieden.”
zaterdag 20 juni 2015
Sport onbetaalbaar door BTW verhoging
Het kabinet en de coalitie hebben een akkoord bereikt over de herziening van het belastingstelsel in Nederland. Een van de onderdelen van dit nieuwe belastingstelsel is het afschaffen van het lage btw-tarief van 6 procent, behalve voor primaire levensbehoeften.
De verhoging van het BTW-tarief heeft gevolgen voor de toegankelijkheid van het voetbal in Nederland, meent de KNVB. Ruim 3200 verenigingen trekken elk weekeinde meer dan een miljoen mensen naar onze voetbalvelden. De vereniging is voor veel wijken een ontmoetingsplek waar mensen samenkomen om te sporten, maar waar ook vriendschappen worden gemaakt en mensen van verschillende achtergronden elkaar ontmoeten. Door een hoger btw-tarief krijgen verenigingen beduidend hogere kosten op hun bord voor het huren van velden en zaalaccommodaties.
Veel verenigingen zullen genoodzaakt zijn de hogere kosten door te berekenen in de contributie aan de leden. Dit heeft grote gevolgen voor de toegankelijkheid van het voetbal in Nederland. De rekening komt hierdoor namelijk terecht bij de 1,2 miljoen voetballers, die de laatste jaren al veel vaker te maken hebben gehad met verhogingen van hun contributie. Voor veel huishoudens in Nederland is de contributie een kostbare, maar zeer essentiële investering. De kans is groot dat het sporten voor velen onbetaalbaar wordt. Terwijl sport juist voor alle lagen in de bevolking toegankelijk moet zijn, wordt de drempel nu voor veel mensen te hoog.
Het hoge belastingtarief raakt eveneens de miljoenen voetballiefhebbers in de stadions. Dit betekent immers een forse verhoging van de prijs voor voetbalkaartjes, met als gevolg dat voetbalwedstrijden voor een groot deel van de voetbalfans te duur worden. Met minder fans in de stadions en een verdere inkomstendaling voor het voetbal als gevolg. Onder het huidige belastingregime wordt, zoals overeengekomen met de overheid, met de inkomsten uit voetbalkaartjes geïnvesteerd in de ontwikkeling van het jeugdvoetbal in Nederland. Met het voorziene hogere btw-tarief komt die ruimte onder druk en zal het Nederlands jeugdvoetbal miljoenen euro's per jaar (tot wel 5 miljoen euro) mislopen, wat consequenties heeft voor de ontwikkeling van het voetbal in Nederland.
Uiteraard heeft de KNVB ook kennis genomen van voorgenomen maatregelen in de loon- en inkomstenbelasting waardoor bijvoorbeeld gezinnen maandelijks iets meer zouden overhouden. Het is echter allerminst zeker voor wie dat geldt en hoe lang, verder is het zeer de vraag of dit extra inkomen aan de hogere rekening voor sport wordt besteed of aan andere zaken.
Het BTW-tarief heeft financiële gevolgen voor de sport, maar zeker ook voor de maatschappelijke rol die sport speelt: het bevorderen van gezondheid, werken aan vorming door opvoeding en ontwikkeling van kinderen, het werken aan verbinding tussen alle lagen van de bevolking. De afgelopen jaren hebben diverse overheidsprogramma's tot doel gehad meer mensen aan het sporten te krijgen en sportverenigingen in te zetten op maatschappelijke thema’s. De btw-verhoging druist tegen deze intentie in, en werkt juist averechts.
De KNVB doet een oproep aan de overheid om de sport voor iedereen toegankelijk te houden. Laten we ervoor zorgen dat sporten als primaire levensbehoefte voor iedereen mogelijk blijft, en er geen financiële drempel komt voor bepaalde groepen in onze maatschappij om te kunnen deelnemen aan de belangrijkste ‘bijzaak’ in hun leven: voetbal.
De verhoging van het BTW-tarief heeft gevolgen voor de toegankelijkheid van het voetbal in Nederland, meent de KNVB. Ruim 3200 verenigingen trekken elk weekeinde meer dan een miljoen mensen naar onze voetbalvelden. De vereniging is voor veel wijken een ontmoetingsplek waar mensen samenkomen om te sporten, maar waar ook vriendschappen worden gemaakt en mensen van verschillende achtergronden elkaar ontmoeten. Door een hoger btw-tarief krijgen verenigingen beduidend hogere kosten op hun bord voor het huren van velden en zaalaccommodaties.
Veel verenigingen zullen genoodzaakt zijn de hogere kosten door te berekenen in de contributie aan de leden. Dit heeft grote gevolgen voor de toegankelijkheid van het voetbal in Nederland. De rekening komt hierdoor namelijk terecht bij de 1,2 miljoen voetballers, die de laatste jaren al veel vaker te maken hebben gehad met verhogingen van hun contributie. Voor veel huishoudens in Nederland is de contributie een kostbare, maar zeer essentiële investering. De kans is groot dat het sporten voor velen onbetaalbaar wordt. Terwijl sport juist voor alle lagen in de bevolking toegankelijk moet zijn, wordt de drempel nu voor veel mensen te hoog.
Het hoge belastingtarief raakt eveneens de miljoenen voetballiefhebbers in de stadions. Dit betekent immers een forse verhoging van de prijs voor voetbalkaartjes, met als gevolg dat voetbalwedstrijden voor een groot deel van de voetbalfans te duur worden. Met minder fans in de stadions en een verdere inkomstendaling voor het voetbal als gevolg. Onder het huidige belastingregime wordt, zoals overeengekomen met de overheid, met de inkomsten uit voetbalkaartjes geïnvesteerd in de ontwikkeling van het jeugdvoetbal in Nederland. Met het voorziene hogere btw-tarief komt die ruimte onder druk en zal het Nederlands jeugdvoetbal miljoenen euro's per jaar (tot wel 5 miljoen euro) mislopen, wat consequenties heeft voor de ontwikkeling van het voetbal in Nederland.
Uiteraard heeft de KNVB ook kennis genomen van voorgenomen maatregelen in de loon- en inkomstenbelasting waardoor bijvoorbeeld gezinnen maandelijks iets meer zouden overhouden. Het is echter allerminst zeker voor wie dat geldt en hoe lang, verder is het zeer de vraag of dit extra inkomen aan de hogere rekening voor sport wordt besteed of aan andere zaken.
Het BTW-tarief heeft financiële gevolgen voor de sport, maar zeker ook voor de maatschappelijke rol die sport speelt: het bevorderen van gezondheid, werken aan vorming door opvoeding en ontwikkeling van kinderen, het werken aan verbinding tussen alle lagen van de bevolking. De afgelopen jaren hebben diverse overheidsprogramma's tot doel gehad meer mensen aan het sporten te krijgen en sportverenigingen in te zetten op maatschappelijke thema’s. De btw-verhoging druist tegen deze intentie in, en werkt juist averechts.
De KNVB doet een oproep aan de overheid om de sport voor iedereen toegankelijk te houden. Laten we ervoor zorgen dat sporten als primaire levensbehoefte voor iedereen mogelijk blijft, en er geen financiële drempel komt voor bepaalde groepen in onze maatschappij om te kunnen deelnemen aan de belangrijkste ‘bijzaak’ in hun leven: voetbal.
vrijdag 19 juni 2015
VEH: Hypotheekadviseur toont te weinig initiatief
Huiseigenaren moeten tijdens de looptijd van de hypotheek kunnen rekenen op adequate en alerte nazorg van hun hypotheekadviseur. Veel adviseurs maken die verwachting helaas niet waar. Het merendeel laat weinig tot niets van zich horen als daar wel een aanleiding voor is, bijvoorbeeld als door wet- en regelgeving een aanpassing van de hypotheek verstandig kan zijn, of als het door de lage rente voor de klant voordelig is om zijn hypotheek over te sluiten of om de rente te middelen. Opvallend is dat 47% van de respondenten in het onderzoek na het afsluiten van de hypotheek geen contact heeft gehad met zijn adviseur. Dit blijkt uit een onderzoek dat is uitgevoerd door Maas Marktonderzoek onder ruim 1.600 leden van Vereniging Eigen Huis. Centraal hierin stond de vraag: 'Wat verwachten mensen van hun adviseur gedurende de looptijd van hun hypotheek".
Vereniging Eigen Huis pleit er voor dat consumenten vooraf duidelijkheid krijgen over wat zij aan nazorg van de adviseur mogen verwachten en wat daarvoor moet worden betaald. Deze informatie zou een verplicht onderdeel moeten zijn van het Dienstverleningsdocument. Sinds 2013 wordt de hypotheekadviseur voor zijn werkzaamheden rechtstreeks betaald door zijn klanten.
De behoefte van klanten aan contact met de hypotheekadviseur is groter dan in de praktijk het geval is. Van alle contactmomenten is driekwart op initiatief van de klant. Van de ondervraagden wil bijna 60% informatie of contact over veranderingen in wet- en regelgeving, terwijl in de praktijk slechts 16% van de adviseurs hierover proactief van zich laat horen. Twee derde wil contact met zijn adviseur over veranderingen in de hypotheekmarkt zoals rentedalingen en -stijgingen. Uit het onderzoek blijkt dat 47% van de adviseurs aan deze behoefte voldoet.
Over de kwaliteit van het contact met hun adviseur is bijna 40% van de huiseigenaren tevreden. Ontevreden is bijna 20%. Als belangrijkste reden hiervoor worden genoemd een gebrek aan initiatief van de adviseur, tekortschietend inlevingsvermogen, onduidelijke informatie en weinig getoonde inzet. De grootste groep (ruim 40%) van de respondenten kan geen uitgesproken oordeel geven over de nazorg van zijn hypotheekadviseur, omdat er niet of nauwelijks contact is geweest.
Vereniging Eigen Huis roept hypotheekadviseurs op om veel actiever dan nu het geval is contact te onderhouden met hun klanten en hen persoonlijk relevante informatie aan te bieden. Adviseurs weten precies welke financiële producten hun klanten hebben afgenomen. Zij moeten daarom professioneel, alert en adequaat adviseren als veranderingen op de hypotheekmarkt en in wet- en regelgeving om aandacht of actie vragen. In een adviesgesprek kan samen met de klant worden besloten of een verandering van de lopende hypotheek passend is.
Vereniging Eigen Huis gaat vandaag over de uitkomsten van het onderzoek in discussie met hypotheekadviseurs op het SEH congres in Nieuwegein. Het thema van dit congres voor erkende hypotheekadviseurs is 'Jouw advies, hun toekomst'
Vereniging Eigen Huis pleit er voor dat consumenten vooraf duidelijkheid krijgen over wat zij aan nazorg van de adviseur mogen verwachten en wat daarvoor moet worden betaald. Deze informatie zou een verplicht onderdeel moeten zijn van het Dienstverleningsdocument. Sinds 2013 wordt de hypotheekadviseur voor zijn werkzaamheden rechtstreeks betaald door zijn klanten.
De behoefte van klanten aan contact met de hypotheekadviseur is groter dan in de praktijk het geval is. Van alle contactmomenten is driekwart op initiatief van de klant. Van de ondervraagden wil bijna 60% informatie of contact over veranderingen in wet- en regelgeving, terwijl in de praktijk slechts 16% van de adviseurs hierover proactief van zich laat horen. Twee derde wil contact met zijn adviseur over veranderingen in de hypotheekmarkt zoals rentedalingen en -stijgingen. Uit het onderzoek blijkt dat 47% van de adviseurs aan deze behoefte voldoet.
Over de kwaliteit van het contact met hun adviseur is bijna 40% van de huiseigenaren tevreden. Ontevreden is bijna 20%. Als belangrijkste reden hiervoor worden genoemd een gebrek aan initiatief van de adviseur, tekortschietend inlevingsvermogen, onduidelijke informatie en weinig getoonde inzet. De grootste groep (ruim 40%) van de respondenten kan geen uitgesproken oordeel geven over de nazorg van zijn hypotheekadviseur, omdat er niet of nauwelijks contact is geweest.
Vereniging Eigen Huis roept hypotheekadviseurs op om veel actiever dan nu het geval is contact te onderhouden met hun klanten en hen persoonlijk relevante informatie aan te bieden. Adviseurs weten precies welke financiële producten hun klanten hebben afgenomen. Zij moeten daarom professioneel, alert en adequaat adviseren als veranderingen op de hypotheekmarkt en in wet- en regelgeving om aandacht of actie vragen. In een adviesgesprek kan samen met de klant worden besloten of een verandering van de lopende hypotheek passend is.
Vereniging Eigen Huis gaat vandaag over de uitkomsten van het onderzoek in discussie met hypotheekadviseurs op het SEH congres in Nieuwegein. Het thema van dit congres voor erkende hypotheekadviseurs is 'Jouw advies, hun toekomst'
250 miljoen euro extra voor MKB van EIB
Voor MKB-ondernemers en groot zakelijk ondernemers die willen investeren hebben DLL en de Rabobank deze week 250 miljoen euro extra beschikbaar gekregen van de Europese Investeringsbank (EIB). Met deze faciliteit ondersteunt de EIB het herstel van het bedrijfsleven in Nederland en in de rest van Europa. Ondernemers, van MKB tot groot zakelijk, die voor de financiering van hun investering behoefte hebben aan een bancair-krediet of lease en die voldoen aan de criteria kunnen profiteren van een rentekorting tot 0,65%.
“Nu de Nederlandse economie zich herstelt kunnen ondernemers een extra ruggensteun om te investeren goed gebruiken. De vorige EIB tranche van 300 miljoen euro voor bancair krediet heeft geleid tot ruim het drievoudige aan investeringen. Met deze extra steun stimuleren we ondernemers in het MKB en groot zakelijk om te investeren in een gezond bedrijf en daarmee in een gezonde Nederlandse economie", aldus Paul Dirken, directeur Bedrijven van de Rabobank.
Aan DLL heeft de EIB 150 miljoen euro beschikbaar gesteld en aan de Rabobank de overige 100 miljoen euro. Naar verwachting kunnen zeker 250 ondernemers dankzij deze faciliteit een lening krijgen met een aantrekkelijke korting. Milko Wijckmans, algemeen directeur DLL Nederland, over de regeling: “We zijn zeer verheugd de Nederlandse ondernemer opnieuw een rentekorting aan te kunnen bieden voor nieuwe lease-aanvragen voor investeringen. Deze investeringen zijn vaak van vitaal belang voor de ambities van ondernemers. Het doet ons goed op deze manier een bijdrage te leveren aan het Nederlandse ondernemingsklimaat.”
De EIB is verheugd dat zij via de Rabobank en DLL met 250 miljoen euro Nederlandse ondernemers kan stimuleren om verder te investeren. Vice-President Pim van Ballekom verwelkomt de overeenkomst: “Het Nederlandse bedrijfsleven heeft de laatste tijd de crisis het hoofd geboden en verdient zeker een steuntje in de rug. De afgelopen vijf jaar hebben we in Nederland bijna drie miljard euro aan leenfaciliteiten voor het MKB uitgezet, waarvan maar liefst 1,2 miljard euro met de Rabobank en DLL. De EIB wil altijd meer doen in Nederland, steeds met het herstel van de groei van de economie voor ogen.” De EIB is de grootste multilaterale lener ter wereld en heeft de 28 Europese lidstaten als aandeelhouders. Indien deze leningen in korte tijd kunnen worden geplaatst, zullen de Rabobank en DLL samen met de EIB kijken of een aanvullende tranche in het najaar van 2015 mogelijk is.
Voor de kortingsregeling komen bedrijven in aanmerking die minder dan 3.000 medewerkers hebben. De regeling staat dus open voor zowel kleine (MKB) als middelgrote ondernemingen. De totale investering mag niet meer dan 25 miljoen euro bedragen.
In de afgelopen zes jaar (2009-2015) heeft de Rabobank dankzij een soortgelijke EIB-financiering al aan meer dan 1400 MKB-ondernemers een lening met een aantrekkelijke korting beschikbaar kunnen stellen. Ondernemers die gezamenlijk goed zijn voor zeker 14.000 banen in Nederland. Gemiddeld genomen gaat het om leningen van ca. 835.000 euro. Vooral de agrarische sector en de detailhandel food heeft van deze EIB-faciliteit gebruik gemaakt, maar ook ondernemers uit andere sectoren kunnen hiervan profiteren.
“Nu de Nederlandse economie zich herstelt kunnen ondernemers een extra ruggensteun om te investeren goed gebruiken. De vorige EIB tranche van 300 miljoen euro voor bancair krediet heeft geleid tot ruim het drievoudige aan investeringen. Met deze extra steun stimuleren we ondernemers in het MKB en groot zakelijk om te investeren in een gezond bedrijf en daarmee in een gezonde Nederlandse economie", aldus Paul Dirken, directeur Bedrijven van de Rabobank.
Aan DLL heeft de EIB 150 miljoen euro beschikbaar gesteld en aan de Rabobank de overige 100 miljoen euro. Naar verwachting kunnen zeker 250 ondernemers dankzij deze faciliteit een lening krijgen met een aantrekkelijke korting. Milko Wijckmans, algemeen directeur DLL Nederland, over de regeling: “We zijn zeer verheugd de Nederlandse ondernemer opnieuw een rentekorting aan te kunnen bieden voor nieuwe lease-aanvragen voor investeringen. Deze investeringen zijn vaak van vitaal belang voor de ambities van ondernemers. Het doet ons goed op deze manier een bijdrage te leveren aan het Nederlandse ondernemingsklimaat.”
De EIB is verheugd dat zij via de Rabobank en DLL met 250 miljoen euro Nederlandse ondernemers kan stimuleren om verder te investeren. Vice-President Pim van Ballekom verwelkomt de overeenkomst: “Het Nederlandse bedrijfsleven heeft de laatste tijd de crisis het hoofd geboden en verdient zeker een steuntje in de rug. De afgelopen vijf jaar hebben we in Nederland bijna drie miljard euro aan leenfaciliteiten voor het MKB uitgezet, waarvan maar liefst 1,2 miljard euro met de Rabobank en DLL. De EIB wil altijd meer doen in Nederland, steeds met het herstel van de groei van de economie voor ogen.” De EIB is de grootste multilaterale lener ter wereld en heeft de 28 Europese lidstaten als aandeelhouders. Indien deze leningen in korte tijd kunnen worden geplaatst, zullen de Rabobank en DLL samen met de EIB kijken of een aanvullende tranche in het najaar van 2015 mogelijk is.
Voor de kortingsregeling komen bedrijven in aanmerking die minder dan 3.000 medewerkers hebben. De regeling staat dus open voor zowel kleine (MKB) als middelgrote ondernemingen. De totale investering mag niet meer dan 25 miljoen euro bedragen.
In de afgelopen zes jaar (2009-2015) heeft de Rabobank dankzij een soortgelijke EIB-financiering al aan meer dan 1400 MKB-ondernemers een lening met een aantrekkelijke korting beschikbaar kunnen stellen. Ondernemers die gezamenlijk goed zijn voor zeker 14.000 banen in Nederland. Gemiddeld genomen gaat het om leningen van ca. 835.000 euro. Vooral de agrarische sector en de detailhandel food heeft van deze EIB-faciliteit gebruik gemaakt, maar ook ondernemers uit andere sectoren kunnen hiervan profiteren.
donderdag 18 juni 2015
Maurice de Kleer nieuwe voorzitter NOB
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft op haar algemene ledenvergadering Maurice de Kleer als nieuwe voorzitter gekozen. Hij volgt Marnix van Rij op, die na drie jaar reglementair is afgetreden.
Maurice de Kleer (1971) studeerde Nederlands en fiscaal recht aan Tilburg University en postdoctoraal Europese Fiscale Studies (EFS) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is eindverantwoordelijk partner in de fiscale adviespraktijk van kantoor Haaglanden van BDO. De Kleer is sinds 2012 bestuurslid van de NOB, met onder meer het Becon-overleg met de Belastingdienst (over uitvoeringszaken) in zijn portefeuille.
In zijn eerste jaarrede als voorzitter ging hij in op het profiel van de moderne belastingadviseur. Diens belangrijkste taak is cliënten dagelijks met raad en daad bij te staan en ze te helpen aan hun fiscale verplichtingen te voldoen. Dat is noodzakelijk, want de compliance-eisen worden steeds strenger. Naast belangenbehartiger is de belastingadviseur ook rechtsbeschermer. Ook dat is hard nodig, want de fiscus beschikt over een groeiend arsenaal aan dwang- en machtsmiddelen. De tekst van de jaarrede is bijgevoegd.
Toetsrente hypotheken voor derde kwartaal 5%
De AFM heeft de toetsrente voor het derde kwartaal van 2015 vastgesteld op 5 procent. Elk kwartaal bepaalt de AFM de toetsrente voor hypotheken met een rentevastperiode korter dan tien jaar. Voor hypotheken met een rentevastperiode korter dan tien jaar moet worden gerekend met een toetsrente om te bepalen of een hypotheek verantwoord is.
Voor hypotheken met een rentevastperiode korter dan tien jaar geldt de verplichting dat voor het bepalen of de hypotheek verantwoord is, wordt gerekend met de toetsrente. Als de werkelijke rente hoger is dan de toetsrente, dan moet er gerekend worden met de werkelijke rente. Door gebruik te maken van de toetsrente wordt voorkomen dat stijgingen van de rente na afloop van de rentevastperiode consumenten in de financiële problemen brengt.
Voor hypotheken met een rentevastperiode korter dan tien jaar geldt de verplichting dat voor het bepalen of de hypotheek verantwoord is, wordt gerekend met de toetsrente. Als de werkelijke rente hoger is dan de toetsrente, dan moet er gerekend worden met de werkelijke rente. Door gebruik te maken van de toetsrente wordt voorkomen dat stijgingen van de rente na afloop van de rentevastperiode consumenten in de financiële problemen brengt.
Nederlandse banken volgen Europese trend in verkoop van probleemlening
De Nederlandse bankensector heeft eind 2014 ongeveer 55 miljard euro aan probleemleningen (non-performing) op hun balansen staan, zo blijkt uit onderzoek van PwC. De zes grootste Nederlandse banken houden hiervan in totaal ruim 44 miljard euro. Op deze non-performing leningen hebben deze zes grootste banken gemiddeld een voorziening van 48 procent getroffen. Op basis van Europese gemiddelden schat PwC dat de Nederlandse banken voor eenzelfde bedrag aan leningen hebben uitstaan die niet meer als essentieel voor de bedrijfsvoering worden beschouwd (non-core). In toenemende mate onderzoeken Nederlandse banken of deze non-performing en non-core leningen kunnen worden verkocht.
De invoering van nieuwe wet- en regelgeving betekent dat banken hun balans moeten herstructureren als gevolg van meer stringente eisen voor kapitaal en leverage. Volgens onderzoek van PwC bestaat de helft van de leningen die banken willen verkopen uit slechte leningen. De andere helft bestaat uit leningen die banken en/of hun aandeelhouders niet meer vinden passen bij hun zakelijke strategieën en/of de financieringsstructuur.
Uit de cijfers van het onderzoek van PwC blijkt dat Europese banken dit jaar naar verwachting 100 miljard euro aan leningen van de hand doen. In 2014 wisten Europese banken al voor 91 miljard euro aan leningen te verkopen, een stijging van 40 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Dat doen ze om kosten te besparen en hun balansen op orde te brengen. Met in totaal 1.180 miljard euro is het volume non-performing leningen in Europa groot. PwC verwacht dat Italiaanse banken dit jaar 15 miljard euro aan leningen weten te verkopen, een verdubbeling ten opzichte van 2014.
Zes jaar na de financiële crisis hebben Europese banken nog altijd zo'n 1.900 miljard euro aan non-performing en non-core leningen op hun balansen staan. Dat is circa 4% van de waarde van Europese bankbezittingen. 'In dit tempo duur het nog minstens vijf jaar voordat de Europese bankensector hun balansen weer op orde hebben', zegt Wilbert van den Heuvel, transactiespecialist bij PwC. 'Wij zien dat ook Nederlandse banken in toenemende mate processen opstarten om selectief onderdelen van hun leningenportefeuilles te verkopen.'
Uit een rondgang langs (ver)kopers van leningenportfolio's blijkt een groeiende interesse van durfinvesteerders in bankactiva. Private equity partijen hebben inmiddels al meer dan 70 miljard euro aan activa van Europese banken opgekocht. Volgens Peter Wolterman, restructuringspecialist bij PwC, heeft de concurrentie tussen die investeerders een stuwend effect op de prijzen voor activa. 'Onze studie toont aan dat de rendementseisen van investeerders het afgelopen jaar zijn gedaald, met als gevolg dat de prijzen stijgen. Dat geldt met name voor meer liquide markten zoals het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Ierland.'
Volgens Wolterman is Nederland een volger. 'Wij zien ook in Nederland een opgaande trend in de activiteit van de verkoop van leningen, in het bijzonder gerelateerd aan vastgoed en hypotheken. Voor deze leningen is met name interesse vanuit financiële instellingen waaronder pensioenfondsen en in toenemende mate vanuit private equity.'
De invoering van nieuwe wet- en regelgeving betekent dat banken hun balans moeten herstructureren als gevolg van meer stringente eisen voor kapitaal en leverage. Volgens onderzoek van PwC bestaat de helft van de leningen die banken willen verkopen uit slechte leningen. De andere helft bestaat uit leningen die banken en/of hun aandeelhouders niet meer vinden passen bij hun zakelijke strategieën en/of de financieringsstructuur.
Uit de cijfers van het onderzoek van PwC blijkt dat Europese banken dit jaar naar verwachting 100 miljard euro aan leningen van de hand doen. In 2014 wisten Europese banken al voor 91 miljard euro aan leningen te verkopen, een stijging van 40 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Dat doen ze om kosten te besparen en hun balansen op orde te brengen. Met in totaal 1.180 miljard euro is het volume non-performing leningen in Europa groot. PwC verwacht dat Italiaanse banken dit jaar 15 miljard euro aan leningen weten te verkopen, een verdubbeling ten opzichte van 2014.
Zes jaar na de financiële crisis hebben Europese banken nog altijd zo'n 1.900 miljard euro aan non-performing en non-core leningen op hun balansen staan. Dat is circa 4% van de waarde van Europese bankbezittingen. 'In dit tempo duur het nog minstens vijf jaar voordat de Europese bankensector hun balansen weer op orde hebben', zegt Wilbert van den Heuvel, transactiespecialist bij PwC. 'Wij zien dat ook Nederlandse banken in toenemende mate processen opstarten om selectief onderdelen van hun leningenportefeuilles te verkopen.'
Uit een rondgang langs (ver)kopers van leningenportfolio's blijkt een groeiende interesse van durfinvesteerders in bankactiva. Private equity partijen hebben inmiddels al meer dan 70 miljard euro aan activa van Europese banken opgekocht. Volgens Peter Wolterman, restructuringspecialist bij PwC, heeft de concurrentie tussen die investeerders een stuwend effect op de prijzen voor activa. 'Onze studie toont aan dat de rendementseisen van investeerders het afgelopen jaar zijn gedaald, met als gevolg dat de prijzen stijgen. Dat geldt met name voor meer liquide markten zoals het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Ierland.'
Volgens Wolterman is Nederland een volger. 'Wij zien ook in Nederland een opgaande trend in de activiteit van de verkoop van leningen, in het bijzonder gerelateerd aan vastgoed en hypotheken. Voor deze leningen is met name interesse vanuit financiële instellingen waaronder pensioenfondsen en in toenemende mate vanuit private equity.'
woensdag 17 juni 2015
'BTW-verhoging schadelijk voor consument en detailhandel'
De overweging van het kabinet om het BTW-tarief op veel producten en diensten te verhogen van 6 naar 21 procent heeft grote gevolgen. Een verhoging van het BTW-tarief raakt hoe dan ook de consument en schaadt de detailhandel. Het is te beschouwen als een prijsschok die een sterke reactie bij consumenten tot gevolg kan hebben en zal leiden tot een belangrijke verlaging van de omzet voor de detailhandel. Dat zegt Detailhandel Nederland.
Omgekeerd blijkt ook dat een BTW-verlaging beduidend meer oplevert voor de consumptie en werkgelegenheid dan een aanpassing van de inkomstenbelasting. Een verschuiving van lasten is volgens Detailhandel Nederland dus geen oplossing. Ingrijpende besluiten die de portemonnee raken, zijn onverstandig en leiden tot grote weerstand in de samenleving. In de grensstreek, zoals Limburg en Zeeuws-Vlaanderen kunnen consumenten deze prijsverhoging vermijden door over de grens te winkelen.
"Het zou eerlijker zijn om de kiezer zich hierover geïnformeerd te laten uitspreken bij de eerstvolgende verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2017", zegt Sander van Golberdinge, directeur van Detailhandel Nederland.
Omgekeerd blijkt ook dat een BTW-verlaging beduidend meer oplevert voor de consumptie en werkgelegenheid dan een aanpassing van de inkomstenbelasting. Een verschuiving van lasten is volgens Detailhandel Nederland dus geen oplossing. Ingrijpende besluiten die de portemonnee raken, zijn onverstandig en leiden tot grote weerstand in de samenleving. In de grensstreek, zoals Limburg en Zeeuws-Vlaanderen kunnen consumenten deze prijsverhoging vermijden door over de grens te winkelen.
"Het zou eerlijker zijn om de kiezer zich hierover geïnformeerd te laten uitspreken bij de eerstvolgende verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2017", zegt Sander van Golberdinge, directeur van Detailhandel Nederland.
‘Verhoging BTW dolksteek in rug ondernemers’
MKB-Nederland is verbijsterd over de plannen van het kabinet om het lage BTW-tarief te schrappen voor alles behalve de eerste levensbehoeften. "Het is een dolksteek in de rug voor die vele duizenden ondernemers die de crisis hebben overleefd en nu net weer een beetje overeind krabbelen. Absoluut onaanvaardbaar", zegt voorzitter Michaël van Straalen.
Van Straalen waarschuwt dat het optrekken van het lage BTW-tarief naar 21 procent vele duizenden banen gaat kosten. De sectoren die nu onder het lage tarief vallen zijn arbeidsintensief. Het gaat om kappers, schoen- en fietsenmakers, de recreatiesector, tuinbouw (sierteelt), dagbladen en boeken en de schilders- en stukadoorsbranche. Gastvrij Nederland heeft eerder al becijferd dat een btw-verhoging alleen al in de sectoren toerisme, recreatie, horeca en vrije tijd op korte termijn tot een verlies van 55.000 banen zal leiden. In de bloemenbranche, zo blijkt uit onderzoek, betekent de maatregel dat de consument een kwart minder zal uitgeven. Dat kost een derde van de medewerkers in deze branche hun baan.
"Ik begrijp bovendien niet waarom het kabinet de aangekondigde lastenverlichting nu weer verpest met een maatregel als de btw-verhoging", zegt Van Straalen. " Dat is volstrekt contraproductief. Het zou juist met name deze binnenlandse sectoren die het de afgelopen crisisjaren zo zwaar hebben gehad moeten steunen, nu het eindelijk weer wat beter gaat met de economie. Maar nu trekt het kabinet het kleed onder hen vandaan." Van Straalen vindt om dezelfde reden dat het kabinet het verlaagde btw-tarief voor onderhoud en renovatie moet handhaven.
Volgens de voorzitter van MKB-Nederland heeft het kabinet verhoging van de btw ook niet nodig om de lastenverlaging op arbeid te financieren. "De huidige economische groei biedt daarvoor voldoende ruimte."
Van Straalen waarschuwt dat het optrekken van het lage BTW-tarief naar 21 procent vele duizenden banen gaat kosten. De sectoren die nu onder het lage tarief vallen zijn arbeidsintensief. Het gaat om kappers, schoen- en fietsenmakers, de recreatiesector, tuinbouw (sierteelt), dagbladen en boeken en de schilders- en stukadoorsbranche. Gastvrij Nederland heeft eerder al becijferd dat een btw-verhoging alleen al in de sectoren toerisme, recreatie, horeca en vrije tijd op korte termijn tot een verlies van 55.000 banen zal leiden. In de bloemenbranche, zo blijkt uit onderzoek, betekent de maatregel dat de consument een kwart minder zal uitgeven. Dat kost een derde van de medewerkers in deze branche hun baan.
"Ik begrijp bovendien niet waarom het kabinet de aangekondigde lastenverlichting nu weer verpest met een maatregel als de btw-verhoging", zegt Van Straalen. " Dat is volstrekt contraproductief. Het zou juist met name deze binnenlandse sectoren die het de afgelopen crisisjaren zo zwaar hebben gehad moeten steunen, nu het eindelijk weer wat beter gaat met de economie. Maar nu trekt het kabinet het kleed onder hen vandaan." Van Straalen vindt om dezelfde reden dat het kabinet het verlaagde btw-tarief voor onderhoud en renovatie moet handhaven.
Volgens de voorzitter van MKB-Nederland heeft het kabinet verhoging van de btw ook niet nodig om de lastenverlaging op arbeid te financieren. "De huidige economische groei biedt daarvoor voldoende ruimte."
Ouderen beter beschermd tegen financiële uitbuiting
Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) slaat de handen ineen met seniorenorganisaties, notarissen, banken, bewindvoerders, politie en andere betrokkenen om ouderen beter te beschermen tegen financiële uitbuiting. Samen gaan zij aan de slag om ouderen veel bewuster te maken van het risico van financiële uitbuiting en de mogelijkheden om hun financiële zaken zo te regelen dat de kans op uitbuiting afneemt. Daarnaast worden het signaleren en de aanpak van financiële uitbuiting verbeterd.
Van Rijn: "Ouderen kunnen zelf veel doen om financiële uitbuiting te voorkomen, bijvoorbeeld door in een levenstestament vast te leggen wie je financiën mag beheren als je zelf te ziek of te kwetsbaar bent om dat te doen. Bankmedewerkers, notarissen, bewindvoerders en vrijwilligers die ouderen bezoeken kunnen hen op dat soort mogelijkheden wijzen en ouderen bijstaan om het te regelen. Daarnaast moeten professionals en vrijwilligers in de praktijk van alledag steeds gespitst zijn op financiële uitbuiting bij de ouderen die zij ontmoeten. Zodat zij hen kunnen helpen om het te voorkomen en te stoppen. Al deze organisaties gaan er vol voor om dat voor elkaar te boksen."
Een oude tante die onder druk wordt gezet door een neef om haar testament in zijn voordeel te veranderen. Een dochter die ook even haar eigen boodschappen doet met het pasje van haar bejaarde vader. Een kleinkind dat bij elk bezoekje iets uit de huishoudportemonnee haalt als opa even niet oplet. Financiële uitbuiting van ouderen bestaat in allerlei soorten en maten.
Het tegengaan van financiële uitbuiting maakte een belangrijk deel uit van het actieplan 'Ouderen in Veilige Handen' dat sinds 2011 bestaat. De Brede Alliantie ‘Veilig financieel ouder worden’ is onderdeel van het vervolg op dat actieplan dat staatssecretaris Van Rijn vandaag bekend maakte. De alliantie bestaat uit: ABN AMRO, ANBO, de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), Humanitas, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO), Mentorschap Nederland (MN), Movisie, het Nationaal Ouderenfonds, de Nationale Politie, het Nationaal Registratie Instituut (NRI), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM), het Openbaar Ministerie (OM), PCOB, Rabobank, de Stichting Landelijke Ondersteunings- en Informatiecentrum Seniorenraden (LOIS), Unie KBO, Veilig Thuis en de VNG.
Van Rijn: "Ouderen kunnen zelf veel doen om financiële uitbuiting te voorkomen, bijvoorbeeld door in een levenstestament vast te leggen wie je financiën mag beheren als je zelf te ziek of te kwetsbaar bent om dat te doen. Bankmedewerkers, notarissen, bewindvoerders en vrijwilligers die ouderen bezoeken kunnen hen op dat soort mogelijkheden wijzen en ouderen bijstaan om het te regelen. Daarnaast moeten professionals en vrijwilligers in de praktijk van alledag steeds gespitst zijn op financiële uitbuiting bij de ouderen die zij ontmoeten. Zodat zij hen kunnen helpen om het te voorkomen en te stoppen. Al deze organisaties gaan er vol voor om dat voor elkaar te boksen."
Een oude tante die onder druk wordt gezet door een neef om haar testament in zijn voordeel te veranderen. Een dochter die ook even haar eigen boodschappen doet met het pasje van haar bejaarde vader. Een kleinkind dat bij elk bezoekje iets uit de huishoudportemonnee haalt als opa even niet oplet. Financiële uitbuiting van ouderen bestaat in allerlei soorten en maten.
Het tegengaan van financiële uitbuiting maakte een belangrijk deel uit van het actieplan 'Ouderen in Veilige Handen' dat sinds 2011 bestaat. De Brede Alliantie ‘Veilig financieel ouder worden’ is onderdeel van het vervolg op dat actieplan dat staatssecretaris Van Rijn vandaag bekend maakte. De alliantie bestaat uit: ABN AMRO, ANBO, de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), Humanitas, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO), Mentorschap Nederland (MN), Movisie, het Nationaal Ouderenfonds, de Nationale Politie, het Nationaal Registratie Instituut (NRI), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM), het Openbaar Ministerie (OM), PCOB, Rabobank, de Stichting Landelijke Ondersteunings- en Informatiecentrum Seniorenraden (LOIS), Unie KBO, Veilig Thuis en de VNG.
Vernieuwde opleiding Fiscaliteit start aan faculteit UGent
Komend academiejaar start aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent de vernieuwde opleiding Master in de Bedrijfseconomie, afstudeerrichting fiscaliteit.
Door de groeiende complexiteit van de fiscale wetgeving en de grote impact van de fiscaliteit, zowel in de privésfeer als in het ondernemingsgebeuren, neemt de vraag naar fiscale deskundigen toe.
Om aan deze nood te beantwoorden, richt de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent vanaf september 2015 de gespecialiseerde master in de Bedrijfseconomie, afstudeerrichting Fiscaliteit in.
Door het aanbieden van een verdiepend programma, wil de opleiding voldoen aan de hoge eisen van werkgevers, alsook aan de toelatingsvoorwaarden voor het beroep van accountant en belastingconsulent op (inter)nationaal niveau (IAB).
De opleiding is toegankelijk voor studenten die in het bezit zijn van een academisch bachelor- of masterdiploma. Werkstudenten kunnen de studies over meerdere jaren spreiden. De opleiding komt in aanmerking voor financiering door de Vlaamse Gemeenschap, wat betekent dat het inschrijvingsgeld beperkt is tot het bedrag van het gewoon inschrijvingsgeld.
Door de groeiende complexiteit van de fiscale wetgeving en de grote impact van de fiscaliteit, zowel in de privésfeer als in het ondernemingsgebeuren, neemt de vraag naar fiscale deskundigen toe.
Om aan deze nood te beantwoorden, richt de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent vanaf september 2015 de gespecialiseerde master in de Bedrijfseconomie, afstudeerrichting Fiscaliteit in.
Door het aanbieden van een verdiepend programma, wil de opleiding voldoen aan de hoge eisen van werkgevers, alsook aan de toelatingsvoorwaarden voor het beroep van accountant en belastingconsulent op (inter)nationaal niveau (IAB).
De opleiding is toegankelijk voor studenten die in het bezit zijn van een academisch bachelor- of masterdiploma. Werkstudenten kunnen de studies over meerdere jaren spreiden. De opleiding komt in aanmerking voor financiering door de Vlaamse Gemeenschap, wat betekent dat het inschrijvingsgeld beperkt is tot het bedrag van het gewoon inschrijvingsgeld.