Al geruime tijd nemen de spaar- en hypotheekrentes van banken af. In de afgelopen twaalf maanden zijn beide rentes gedaald, de spaarrente met 30 basispunten en de hypotheekrente met 60 basispunten. In mei van dit jaar kregen Nederlandse huishoudens een rente van gemiddeld 1,04% op hun eenvoudig opneembaar spaargeld. Op nieuw afgesloten hypotheken moest gemiddeld 2,83% worden betaald. Ten opzichte van april is de spaarrente in mei met 2 basispunten gedaald en de hypotheekrente met 11 basispunten.
Nederlandse huishoudens hadden in mei bijna 300 miljard euro aan eenvoudig opneembaar spaargeld tegen een gemiddelde spaarrente van 1,04 procent. De afgelopen periode is de spaarrente afgenomen (zie grafiek 1). Hierbij hebben onder meer de afgenomen vraag van banken naar financiering, het nog steeds grote aanbod van spaargeld en de relatief lage kosten van andere vormen van financiering op de geldmarkt een rol gespeeld.
Ook de spaarrente op het vaststaand spaargeld is afgenomen. Huishoudens hebben ruim EUR 50 miljard aan vaststaand spaargeld. Op het spaargeld dat in mei werd vastgezet, werd een rente van gemiddeld 1,88% vergoed. Ongeveer zestig procent van het in mei op een spaardeposito geplaatste spaargeld kende een vaste looptijd van maximaal één jaar.
De omvang van de hypotheken van Nederlandse huishoudens bij banken bedroeg in mei bijna EUR 520 miljard. Op deze uitstaande hypotheken betalen huishoudens een gemiddelde rente van 4,16%. Ook deze rente op uitstaande hypotheken is afgenomen (de afgelopen twaalf maanden met 23 basispunten), maar veel minder dan de rente op eenvoudig opneembaar spaargeld. Dit komt doordat huishoudens hun rente vaak voor langere tijd vast zetten.
Op de nieuwe hypotheken die banken in mei hebben verstrekt bedroeg de rente gemiddeld 2,83 procent. Ook deze rente op nieuwe hypotheken is door de banken verlaagd. Deze verlaging was gedurende de afgelopen twaalf maanden sterker dan de verlaging van de spaarrente (zie grafiek 2). Hierdoor neemt het verschil tussen de spaarrente en de rente op nieuw afgesloten hypotheken langzaam af. Het verschil tussen de rente op eenvoudig opneembaar spaargeld en de rente op nieuwe hypotheken bedroeg in mei zo’n 180 basispunten
Nederlandse huishoudens hadden in mei bijna 300 miljard euro aan eenvoudig opneembaar spaargeld tegen een gemiddelde spaarrente van 1,04 procent. De afgelopen periode is de spaarrente afgenomen (zie grafiek 1). Hierbij hebben onder meer de afgenomen vraag van banken naar financiering, het nog steeds grote aanbod van spaargeld en de relatief lage kosten van andere vormen van financiering op de geldmarkt een rol gespeeld.
Ook de spaarrente op het vaststaand spaargeld is afgenomen. Huishoudens hebben ruim EUR 50 miljard aan vaststaand spaargeld. Op het spaargeld dat in mei werd vastgezet, werd een rente van gemiddeld 1,88% vergoed. Ongeveer zestig procent van het in mei op een spaardeposito geplaatste spaargeld kende een vaste looptijd van maximaal één jaar.
De omvang van de hypotheken van Nederlandse huishoudens bij banken bedroeg in mei bijna EUR 520 miljard. Op deze uitstaande hypotheken betalen huishoudens een gemiddelde rente van 4,16%. Ook deze rente op uitstaande hypotheken is afgenomen (de afgelopen twaalf maanden met 23 basispunten), maar veel minder dan de rente op eenvoudig opneembaar spaargeld. Dit komt doordat huishoudens hun rente vaak voor langere tijd vast zetten.
Op de nieuwe hypotheken die banken in mei hebben verstrekt bedroeg de rente gemiddeld 2,83 procent. Ook deze rente op nieuwe hypotheken is door de banken verlaagd. Deze verlaging was gedurende de afgelopen twaalf maanden sterker dan de verlaging van de spaarrente (zie grafiek 2). Hierdoor neemt het verschil tussen de spaarrente en de rente op nieuw afgesloten hypotheken langzaam af. Het verschil tussen de rente op eenvoudig opneembaar spaargeld en de rente op nieuwe hypotheken bedroeg in mei zo’n 180 basispunten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.