Het vermogensbeheer wordt wereldwijd steeds belangrijker voor het economisch herstel van veel landen. Nu de banken in beperkte mate in staat zijn hun traditionele rol als financier van de economie te vervullen, hebben overheden hun pijlen gericht op het vermogensbeheer om te helpen bij het financieren van het economisch herstel.
Toezichthouders daarentegen beschouwen de groeiende omvang van de sector als een steeds groter risico en komen in toenemende mate met maatregelen. "Dat betekent dat het vermogensbeheer wereldwijd onder enorme druk komt te staan", zegt Jeroen van Nek, partner bij KPMG en segmentleider Investment Management.
Van Nek: “Het beeld van toezichthouders op de sector is duidelijk aan het veranderen. Waren de ogen vlak na de financiële crisis vooral gericht op de banken, nu staat het vermogensbeheer duidelijk in de schijnwerpers. En het onderzoek Evolving Investment Management Regulation van KPMG toont aan dat het einde van alle regelgeving nog niet in zicht is.”
Van Nek constateert dat veel landen in de nasleep van de financiële crisis nog altijd grote gaten in hun financieringsbehoefte kennen en op zoek zijn naar privaat vermogen.
Van Nek: “Dat betekent dat met name in het westen veel overheden bezig zijn om het particuliere sparen en beleggen flink te stimuleren. Op deze manier kan het tekort aan bancair krediet worden gecompenseerd, kunnen startende ondernemingen van financiering worden voorzien en kan geïnvesteerd worden in de fysieke en sociale infrastructuur. Internationaal zijn dan ook aanzienlijke veranderingen te zien in de bestaande pensioenwetgeving en worden nieuwe pensioenproducten en langetermijn spaarrekeningen geïntroduceerd.”
Dat betekent dat de sector meer vermogen in beheer krijgt en nieuwe producten in de markt kan zetten. Producten die bijvoorbeeld tegemoet komen aan de wens van de consument om de oudedagsvoorziening zeker te stellen. Bovendien ontstaan nieuwe markten voor effecten en nieuwe fondsen en doet de overheid een beroep op de sector om beleggingen in een breder scala van markten en producten mogelijk te maken.
Van Nek: “Deze ontwikkeling staat echter in schril contrast met de huidige opvattingen van de toezichthouders. Zij maken zich grote zorgen om de groeiende omvang van de sector en zien het steeds grotere arsenaal aan beleggingsproducten, -instrumenten en -strategieën juist als een belangrijk systeemrisico.”
Het is volgens Van Nek dan ook aan de sector zelf om aan te tonen dat zij haar nieuwe rol aankan. Van Nek: “Toezichthouders zijn met name bezorgd over het mogelijke systeemrisico, het bewerkstelligen van een eerlijke en geordende markt en het realiseren van de noodzakelijke bescherming van de consument. De sector zal dan ook mee moeten in deze beweging.
De eerste verplichte stap moet zijn dat vermogensbeheerders ondubbelzinnig kiezen voor de belangen van de klant. Dat houdt in dat zij met beleggingsproducten moet komen die werkelijk waarde toevoegen en voordeel opleveren voor de belegger. Maar ook dat zij transparant is in de kosten en deze kan rechtvaardigen. De sector moet dus zijn toegevoegde waarde voor de economie, voor investeerders én voor ondernemingen veel duidelijker kenbaar maken.
Hiertoe worden in Nederland overigens onder aanvoering van DUFAS de noodzakelijke stappen gezet en wordt de dialoog aangegaan met toezichthouder en politiek. De sector is zo niet alleen beter in staat te voldoen aan alle eisen van de regelgever. Er ontstaat ook een omgeving waarin het vertrouwen in de sector groot is en toezichthouders eerder bereid zijn om naar zijn stem te luisteren.”
Toezichthouders daarentegen beschouwen de groeiende omvang van de sector als een steeds groter risico en komen in toenemende mate met maatregelen. "Dat betekent dat het vermogensbeheer wereldwijd onder enorme druk komt te staan", zegt Jeroen van Nek, partner bij KPMG en segmentleider Investment Management.
Van Nek: “Het beeld van toezichthouders op de sector is duidelijk aan het veranderen. Waren de ogen vlak na de financiële crisis vooral gericht op de banken, nu staat het vermogensbeheer duidelijk in de schijnwerpers. En het onderzoek Evolving Investment Management Regulation van KPMG toont aan dat het einde van alle regelgeving nog niet in zicht is.”
Van Nek constateert dat veel landen in de nasleep van de financiële crisis nog altijd grote gaten in hun financieringsbehoefte kennen en op zoek zijn naar privaat vermogen.
Van Nek: “Dat betekent dat met name in het westen veel overheden bezig zijn om het particuliere sparen en beleggen flink te stimuleren. Op deze manier kan het tekort aan bancair krediet worden gecompenseerd, kunnen startende ondernemingen van financiering worden voorzien en kan geïnvesteerd worden in de fysieke en sociale infrastructuur. Internationaal zijn dan ook aanzienlijke veranderingen te zien in de bestaande pensioenwetgeving en worden nieuwe pensioenproducten en langetermijn spaarrekeningen geïntroduceerd.”
Dat betekent dat de sector meer vermogen in beheer krijgt en nieuwe producten in de markt kan zetten. Producten die bijvoorbeeld tegemoet komen aan de wens van de consument om de oudedagsvoorziening zeker te stellen. Bovendien ontstaan nieuwe markten voor effecten en nieuwe fondsen en doet de overheid een beroep op de sector om beleggingen in een breder scala van markten en producten mogelijk te maken.
Van Nek: “Deze ontwikkeling staat echter in schril contrast met de huidige opvattingen van de toezichthouders. Zij maken zich grote zorgen om de groeiende omvang van de sector en zien het steeds grotere arsenaal aan beleggingsproducten, -instrumenten en -strategieën juist als een belangrijk systeemrisico.”
Het is volgens Van Nek dan ook aan de sector zelf om aan te tonen dat zij haar nieuwe rol aankan. Van Nek: “Toezichthouders zijn met name bezorgd over het mogelijke systeemrisico, het bewerkstelligen van een eerlijke en geordende markt en het realiseren van de noodzakelijke bescherming van de consument. De sector zal dan ook mee moeten in deze beweging.
De eerste verplichte stap moet zijn dat vermogensbeheerders ondubbelzinnig kiezen voor de belangen van de klant. Dat houdt in dat zij met beleggingsproducten moet komen die werkelijk waarde toevoegen en voordeel opleveren voor de belegger. Maar ook dat zij transparant is in de kosten en deze kan rechtvaardigen. De sector moet dus zijn toegevoegde waarde voor de economie, voor investeerders én voor ondernemingen veel duidelijker kenbaar maken.
Hiertoe worden in Nederland overigens onder aanvoering van DUFAS de noodzakelijke stappen gezet en wordt de dialoog aangegaan met toezichthouder en politiek. De sector is zo niet alleen beter in staat te voldoen aan alle eisen van de regelgever. Er ontstaat ook een omgeving waarin het vertrouwen in de sector groot is en toezichthouders eerder bereid zijn om naar zijn stem te luisteren.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.