Gemiddelde dekkingsgraad pensioenfondsen sterk gedaald
De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in de maand juli met vier procentpunt gedaald van 108% naar 104%. De belangrijkste redenen voor deze daling zijn een wijziging van de rekenrente voor pensioenfondsen die De Nederlandsche Bank (DNB) in juli heeft doorgevoerd, en een daling van de marktrente.
De beleidsdekkingsgraad (gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden) is in de maand juli gelijk gebleven op 107%. Dat is drie procentpunt onder de grens om te kunnen beginnen met indexeren, maar nog boven de grens voor een dekkingstekort.
Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon Hewitt, wereldwijd marktleider in human-resourcemanagement, consultancy en outsourcing, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
DNB wijzigde de methode voor de vaststelling van de rekenrente voor pensioenfondsen op 15 juli. De wijziging heeft betrekking op de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR). Dat is het niveau waarnaar de rente op de hele lange termijn wordt verwacht toe te tenderen. Tot 15 juli was het niveau van de UFR vastgesteld op 4,2%. Door de wijziging die DNB aangekondigde, is dat niveau niet meer constant maar wordt hij afgeleid van een voortschrijdend gemiddelde van de lange rente over de afgelopen tien jaar. Hierdoor daalt op dit moment het niveau van de UFR naar 3,3%. Dit maakt dat de rekenrente die pensioenfondsen moeten gebruiken, gedaald is – met een verzwaring van de pensioenverplichtingen tot gevolg. Daardoor daalde de dekkingsgraad gemiddeld met 3,5 procentpunt.
Naast deze door de toezichthouder opgelegde daling, is de marktrente gedaald in de maand juli. Het gevolg is een additionele stijging van 3,6% van de waarde van de verplichtingen. In totaal steeg de waarde van de verplichtingen inclusief de wijziging in UFR in de maand juli dan ook aanzienlijk, met 7,1%.
De forse stijging van de waarde van de verplichtingen werd slechts beperkt tegengegaan door een toename van het vermogen. Per saldo steeg het belegde vermogen van het gemiddelde pensioenfonds met 2,9%. Deze stijging komt door de positieve rendementen van 4,1% op de obligatieportefeuille, eveneens veroorzaakt door de gedaalde marktrente. De aandelenportefeuille noteerde een kleine winst van 1,3%, ondanks een sterke daling in opkomende markten.
Zoals gesteld, is de UFR gebaseerd op een voortschrijdend gemiddelde van de lange rente over de afgelopen tien jaar. Doordat de rentes de afgelopen tien jaar gedaald zijn, is bij een niveau van 3,3% het laagste punt mogelijk nog niet bereikt. Bij een gelijkblijvende rente kan het UFR-niveau de komende jaren dalen tot 1,8%. “Dit kan het herstel van de dekkingsgraden verder vertragen en zou tot nieuwe premieverhogingen of zelfs versobering van pensioenregelingen kunnen leiden,” stelt Frank Driessen, Chief Commercial Officer bij de afdeling Retirement & Financial Management van Aon Hewitt.
De beleidsdekkingsgraad (gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden) is in de maand juli gelijk gebleven op 107%. Dat is drie procentpunt onder de grens om te kunnen beginnen met indexeren, maar nog boven de grens voor een dekkingstekort.
Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon Hewitt, wereldwijd marktleider in human-resourcemanagement, consultancy en outsourcing, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
DNB wijzigde de methode voor de vaststelling van de rekenrente voor pensioenfondsen op 15 juli. De wijziging heeft betrekking op de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR). Dat is het niveau waarnaar de rente op de hele lange termijn wordt verwacht toe te tenderen. Tot 15 juli was het niveau van de UFR vastgesteld op 4,2%. Door de wijziging die DNB aangekondigde, is dat niveau niet meer constant maar wordt hij afgeleid van een voortschrijdend gemiddelde van de lange rente over de afgelopen tien jaar. Hierdoor daalt op dit moment het niveau van de UFR naar 3,3%. Dit maakt dat de rekenrente die pensioenfondsen moeten gebruiken, gedaald is – met een verzwaring van de pensioenverplichtingen tot gevolg. Daardoor daalde de dekkingsgraad gemiddeld met 3,5 procentpunt.
Naast deze door de toezichthouder opgelegde daling, is de marktrente gedaald in de maand juli. Het gevolg is een additionele stijging van 3,6% van de waarde van de verplichtingen. In totaal steeg de waarde van de verplichtingen inclusief de wijziging in UFR in de maand juli dan ook aanzienlijk, met 7,1%.
De forse stijging van de waarde van de verplichtingen werd slechts beperkt tegengegaan door een toename van het vermogen. Per saldo steeg het belegde vermogen van het gemiddelde pensioenfonds met 2,9%. Deze stijging komt door de positieve rendementen van 4,1% op de obligatieportefeuille, eveneens veroorzaakt door de gedaalde marktrente. De aandelenportefeuille noteerde een kleine winst van 1,3%, ondanks een sterke daling in opkomende markten.
Zoals gesteld, is de UFR gebaseerd op een voortschrijdend gemiddelde van de lange rente over de afgelopen tien jaar. Doordat de rentes de afgelopen tien jaar gedaald zijn, is bij een niveau van 3,3% het laagste punt mogelijk nog niet bereikt. Bij een gelijkblijvende rente kan het UFR-niveau de komende jaren dalen tot 1,8%. “Dit kan het herstel van de dekkingsgraden verder vertragen en zou tot nieuwe premieverhogingen of zelfs versobering van pensioenregelingen kunnen leiden,” stelt Frank Driessen, Chief Commercial Officer bij de afdeling Retirement & Financial Management van Aon Hewitt.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.