Kredietgarantie voor corporaties is goud waard
Woningcorporaties kunnen lenen onder borging van een garantiestelsel. Hierdoor lenen zij goedkoper en is beschikbaarheid van kapitaal gegarandeerd. In de Tweede Kamer gaan stemmen op om dit stelsel te hervormen omdat het zou leiden tot wangedrag. Onderzoek wijst uit dat de voordelen waarschijnlijk groter zijn dan de nadelen.
Het onderzoek is gepubliceerd in het vakblad ESB en uitgevoerd door Jacob Veenstra (COELO) en Bernard van Ommeren (BNG Bank). Beide zijn promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor het uitvoeren van hun publieke taak kunnen woningcorporaties geborgd lenen. Dit betekent dat zij financieel worden gesteund als ze niet aan rente- en aflossingsverplichtingen kunnen voldoen. Banken weten dat zij hun geld altijd terugkrijgen. Daarom vragen zij een lagere rente. Woningcorporaties sparen zo veel geld uit.
Wie weet dat hij in nood gered wordt zal eerder bereid zijn risico’s aan te gaan. Als die goed uitpakken profiteer je, loopt het mis dan draagt het collectief de lasten. Garanties zouden zo tot onverantwoord gedrag kunnen leiden en daardoor op termijn onbetaalbaar zijn. In veel landen zijn dergelijke garanties om die reden uitgesloten. Het garantiestelsel van de corporaties werkt echter nog steeds en ook een soortgelijk garantiestelsel voor gemeenten (”Artikel 12”) blijkt tot nu toe goed houdbaar.
Niet alle leningen van corporaties zijn geborgd. Leningen voor niet-publieke taken of leningen met een looptijd korter dan 2 jaar vallen niet onder het garantiestelsel. Dit maakt het mogelijk om geborgde en ongeborgde leningen te vergelijken om te zien hoe de rente verschilt. Onderzoek naar leningen aan corporaties, verstrekt door BNG Bank, wijst uit dat de rente op geborgde leningen 0,8 procentpunt lager ligt dan de rente op ongeborgde leningen. Dit betekent dat de borging de sociale huursector een jaarlijks rentevoordeel van ongeveer 700 miljoen euro oplevert.
Tegenover dit rentevoordeel staan natuurlijk kosten. Zo zijn tussen 1990 en 2012 twintig corporaties gered. Hiermee was een bedrag van 1,3 miljard euro gemoeid, wat (gecorrigeerd voor inflatie) neerkomt op zo’n 70 miljoen euro per jaar. De steunbedragen zijn dus fors minder dan het rentevoordeel. Maar het garantiestelsel kan ook indirecte (niet-meetbare) kosten met zich meebrengen. Immers, wangedrag hoeft niet per se te leiden tot wanbetaling. Mogelijk gaat het rentevoordeel deels verloren aan inefficiënt gedrag. Uit bovenstaande wordt duidelijk dat deze eventuele extra kosten erg hoog zouden mogen zijn (630 miljoen euro per jaar) voordat de kosten van het garantiestelsel de rentebaten overtreffen.
Het garantiestelsel voor corporaties blijkt dus van grote waarde te zijn. Als corporaties ervoor kunnen zorgen dat het stelsel houdbaar blijft, is het onwenselijk – en duur – om het af te schaffen.
Het garantiestelsel bestaat uit drie niveaus. Ten eerste kan saneringssteun worden verstrekt. Deze taak lag voorheen bij het Centraal Fonds Volkshuisvesting, maar sinds 1 juli 2015 is sanering overgenomen door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Dergelijke steun wordt betaald via een saneringsheffing voor de overige corporaties. Zo is onlangs bijvoorbeeld Vestia gered. Tot nu toe is deze steun altijd afdoende geweest. Mocht dit een keer niet zo zijn dan kan de bank een beroep doen op het garantievermogen van het WSW. Het WSW beschikt over reserves en kan corporaties verplichten deze reserves verder aan te vullen. Als ook deze de benodigde kosten niet op kunnen brengen, springt ten slotte de overheid (Rijk en gemeenten) bij.
Het onderzoek is gepubliceerd in het vakblad ESB en uitgevoerd door Jacob Veenstra (COELO) en Bernard van Ommeren (BNG Bank). Beide zijn promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor het uitvoeren van hun publieke taak kunnen woningcorporaties geborgd lenen. Dit betekent dat zij financieel worden gesteund als ze niet aan rente- en aflossingsverplichtingen kunnen voldoen. Banken weten dat zij hun geld altijd terugkrijgen. Daarom vragen zij een lagere rente. Woningcorporaties sparen zo veel geld uit.
Wie weet dat hij in nood gered wordt zal eerder bereid zijn risico’s aan te gaan. Als die goed uitpakken profiteer je, loopt het mis dan draagt het collectief de lasten. Garanties zouden zo tot onverantwoord gedrag kunnen leiden en daardoor op termijn onbetaalbaar zijn. In veel landen zijn dergelijke garanties om die reden uitgesloten. Het garantiestelsel van de corporaties werkt echter nog steeds en ook een soortgelijk garantiestelsel voor gemeenten (”Artikel 12”) blijkt tot nu toe goed houdbaar.
Niet alle leningen van corporaties zijn geborgd. Leningen voor niet-publieke taken of leningen met een looptijd korter dan 2 jaar vallen niet onder het garantiestelsel. Dit maakt het mogelijk om geborgde en ongeborgde leningen te vergelijken om te zien hoe de rente verschilt. Onderzoek naar leningen aan corporaties, verstrekt door BNG Bank, wijst uit dat de rente op geborgde leningen 0,8 procentpunt lager ligt dan de rente op ongeborgde leningen. Dit betekent dat de borging de sociale huursector een jaarlijks rentevoordeel van ongeveer 700 miljoen euro oplevert.
Tegenover dit rentevoordeel staan natuurlijk kosten. Zo zijn tussen 1990 en 2012 twintig corporaties gered. Hiermee was een bedrag van 1,3 miljard euro gemoeid, wat (gecorrigeerd voor inflatie) neerkomt op zo’n 70 miljoen euro per jaar. De steunbedragen zijn dus fors minder dan het rentevoordeel. Maar het garantiestelsel kan ook indirecte (niet-meetbare) kosten met zich meebrengen. Immers, wangedrag hoeft niet per se te leiden tot wanbetaling. Mogelijk gaat het rentevoordeel deels verloren aan inefficiënt gedrag. Uit bovenstaande wordt duidelijk dat deze eventuele extra kosten erg hoog zouden mogen zijn (630 miljoen euro per jaar) voordat de kosten van het garantiestelsel de rentebaten overtreffen.
Het garantiestelsel voor corporaties blijkt dus van grote waarde te zijn. Als corporaties ervoor kunnen zorgen dat het stelsel houdbaar blijft, is het onwenselijk – en duur – om het af te schaffen.
Het garantiestelsel bestaat uit drie niveaus. Ten eerste kan saneringssteun worden verstrekt. Deze taak lag voorheen bij het Centraal Fonds Volkshuisvesting, maar sinds 1 juli 2015 is sanering overgenomen door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Dergelijke steun wordt betaald via een saneringsheffing voor de overige corporaties. Zo is onlangs bijvoorbeeld Vestia gered. Tot nu toe is deze steun altijd afdoende geweest. Mocht dit een keer niet zo zijn dan kan de bank een beroep doen op het garantievermogen van het WSW. Het WSW beschikt over reserves en kan corporaties verplichten deze reserves verder aan te vullen. Als ook deze de benodigde kosten niet op kunnen brengen, springt ten slotte de overheid (Rijk en gemeenten) bij.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.