Waarom verdient de manager steeds meer en de schoonmaker steeds minder?
De loonongelijkheid in veel Westerse landen is de afgelopen jaren gegroeid. Dat ‘gat’ tussen de lonen wordt in de Verenigde Staten vooral veroorzaakt door groeiende beloningsverschillen tussen beroepen. Socioloog Thijs Bol ontving een Veni om te onderzoeken in hoeverre die situatie zich ook in Europa voordoet, en waarom.
Dát er ongelijkheid in loon bestaat, is op zich niet vreemd, stelt Bol. ‘Het zal niemand verbazen dat een arts meer verdient dan een schoonmaker. Een arts voert complexe werkzaamheden uit waartoe slechts een kleine groep mensen in staat is. Het werk van een schoonmaker is eenvoudiger, waardoor veel meer mensen dat beroep kunnen uitoefenen. Dat verklaart (mede) het verschil in beloning. Waar mijn onderzoek over gaat, is de vraag waarom het gat tussen werknemers die veel verdienen en werknemers die weinig verdienen, de afgelopen jaren groter is geworden.’
Een van de mogelijke oorzaken voor dit fenomeen, volgens Amerikaans onderzoek, is de toenemende afwezigheid van vakbonden, die ervoor zorgt dat het loon van mensen in ‘lagere’ beroepsgroepen niet meer wordt beschermd. Ook is er sprake van een veranderende compositie van beroepen: er zijn steeds meer mensen werkzaam in de hogere en lagere segmenten van de arbeidsmarkt; veel middenberoepen zijn verdwenen. Maar een van de belangrijkste trends is het toenemende verschil tussen de beroepen: de arts en de manager zijn steeds méér gaan verdienen, terwijl het salaris van bijvoorbeeld de schoonmaker gelijk is gebleven of zelfs gedaald.
Thijs Bol focust zich in zijn onderzoek op die trend in Europa. Speelt deze in Nederland, Duitsland, Engeland, Frankrijk, en Noorwegen ook, en zo ja, hoe komt dat? ‘Zijn de werkzaamheden van de arts en de manager bijvoorbeeld complexer geworden? Ook kan het zijn dat bepaalde beroepsgroepen barrières hebben opgeworpen die de toegang tot een beroep bemoeilijken. Denk aan beschermde beroepen – je kunt niet zomaar een arts of advocaat worden, waardoor er minder mensen zijn met dat beroep, die dus meer geld kunnen vragen voor hun diensten. Ook kan de toegang tot bepaalde beroepen afgeschermd zijn door diploma’s. In Duitsland bijvoorbeeld, mag je jezelf alleen schraagwerker noemen als je een reeks zeer specifieke diploma’s hebt behaald. In Engeland bestaat zo’n specifiek diploma niet en word je opgeleid tot timmerman. Natuuurlijk bestaan er ook in Engeland schraagwerkers, maar het beroep is - in tegenstelling tot in Duitsland - niet alleen maar bereikbaar met dat specifieke diploma.’
Dát er ongelijkheid in loon bestaat, is op zich niet vreemd, stelt Bol. ‘Het zal niemand verbazen dat een arts meer verdient dan een schoonmaker. Een arts voert complexe werkzaamheden uit waartoe slechts een kleine groep mensen in staat is. Het werk van een schoonmaker is eenvoudiger, waardoor veel meer mensen dat beroep kunnen uitoefenen. Dat verklaart (mede) het verschil in beloning. Waar mijn onderzoek over gaat, is de vraag waarom het gat tussen werknemers die veel verdienen en werknemers die weinig verdienen, de afgelopen jaren groter is geworden.’
Een van de mogelijke oorzaken voor dit fenomeen, volgens Amerikaans onderzoek, is de toenemende afwezigheid van vakbonden, die ervoor zorgt dat het loon van mensen in ‘lagere’ beroepsgroepen niet meer wordt beschermd. Ook is er sprake van een veranderende compositie van beroepen: er zijn steeds meer mensen werkzaam in de hogere en lagere segmenten van de arbeidsmarkt; veel middenberoepen zijn verdwenen. Maar een van de belangrijkste trends is het toenemende verschil tussen de beroepen: de arts en de manager zijn steeds méér gaan verdienen, terwijl het salaris van bijvoorbeeld de schoonmaker gelijk is gebleven of zelfs gedaald.
Thijs Bol focust zich in zijn onderzoek op die trend in Europa. Speelt deze in Nederland, Duitsland, Engeland, Frankrijk, en Noorwegen ook, en zo ja, hoe komt dat? ‘Zijn de werkzaamheden van de arts en de manager bijvoorbeeld complexer geworden? Ook kan het zijn dat bepaalde beroepsgroepen barrières hebben opgeworpen die de toegang tot een beroep bemoeilijken. Denk aan beschermde beroepen – je kunt niet zomaar een arts of advocaat worden, waardoor er minder mensen zijn met dat beroep, die dus meer geld kunnen vragen voor hun diensten. Ook kan de toegang tot bepaalde beroepen afgeschermd zijn door diploma’s. In Duitsland bijvoorbeeld, mag je jezelf alleen schraagwerker noemen als je een reeks zeer specifieke diploma’s hebt behaald. In Engeland bestaat zo’n specifiek diploma niet en word je opgeleid tot timmerman. Natuuurlijk bestaan er ook in Engeland schraagwerkers, maar het beroep is - in tegenstelling tot in Duitsland - niet alleen maar bereikbaar met dat specifieke diploma.’
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.