Financiële instellingen hebben hun bedrijfsvoering rond financiële benchmarks verbeterd, zo blijkt uit de ingevulde self-assessments en eigen waarnemingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB).
Beide toezichthouders hebben in 2014 gezamenlijk onderzoek gedaan naar de totstandkoming en het gebruik van financiële benchmarks door financiële instellingen. Zij richtten zich daarbij op de risico’s van manipulatie en de beheersing van de integriteitsrisico’s. Op basis van de onderzoeksbevindingen hebben DNB en de AFM een aantal aanbevelingen (‘good practices’) opgesteld om de risico’s op manipulatie van benchmarks te verkleinen. Deze zijn gepubliceerd in het rapport van 11 februari 2015 'Langs de financiële meetlat: Nederlandse betrokkenheid bij financiële benchmarks'.
In vervolg hierop hebben de toezichthouders medio 2015 onderzocht in welke mate Nederlandse financiële instellingen deze aanbevelingen hebben overgenomen. Daarvoor heeft een representatieve groep van 12 grote Nederlandse banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen een self-assessment gedaan. Deze instellingen waren ook al betrokken bij het onderzoek in 2014.
DNB en de AFM hebben hun onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij FX-handel en FX-benchmarks nog niet afgerond. De uitkomsten van deze instelling specifieke onderzoeken, alsmede eventuele maatregelen van de toezichthouders, zullen vervolgens met betrokkenen afzonderlijk worden gecommuniceerd. Deze onderzoeken hebben geen deel uit gemaakt van dit self-assessment.
DNB en de AFM concluderen op basis van de gegeven antwoorden dat de sector haar bedrijfsvoering rondom financiële benchmarks zichtbaar heeft verbeterd. Zo evalueren de meeste instellingen periodiek hun betrokkenheid bij benchmarks. Hierbij valt op dat sommige instellingen aangeven dat zij het risico op benchmarkmanipulatie in algemene zin laag inschatten, omdat zij geen panellid zijn van een submission benchmark (waarbij instellingen standen doorgeven aan een beheerder). Hiermee wordt echter het manipulatierisico ten aanzien van op transactie gebaseerde benchmarks (waarbij een beheerder transactiedata uit de markt haalt en zo de benchmark vaststelt) onderschat.
Het kennisniveau van de eerste lijn, het management rondom benchmarks wordt door alle instellingen als hoog aangemerkt. De tweede lijn, compliance, en de derde lijn, audit, moeten volgens de instellingen dit kennisniveau nog verder omhoog brengen. Alle onderzochte instellingen geven aan dat het hoger management veel aandacht heeft voor integriteitsrisico’s en er op stuurt om deze te minimaliseren.
Beide toezichthouders hebben in 2014 gezamenlijk onderzoek gedaan naar de totstandkoming en het gebruik van financiële benchmarks door financiële instellingen. Zij richtten zich daarbij op de risico’s van manipulatie en de beheersing van de integriteitsrisico’s. Op basis van de onderzoeksbevindingen hebben DNB en de AFM een aantal aanbevelingen (‘good practices’) opgesteld om de risico’s op manipulatie van benchmarks te verkleinen. Deze zijn gepubliceerd in het rapport van 11 februari 2015 'Langs de financiële meetlat: Nederlandse betrokkenheid bij financiële benchmarks'.
In vervolg hierop hebben de toezichthouders medio 2015 onderzocht in welke mate Nederlandse financiële instellingen deze aanbevelingen hebben overgenomen. Daarvoor heeft een representatieve groep van 12 grote Nederlandse banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen een self-assessment gedaan. Deze instellingen waren ook al betrokken bij het onderzoek in 2014.
DNB en de AFM hebben hun onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij FX-handel en FX-benchmarks nog niet afgerond. De uitkomsten van deze instelling specifieke onderzoeken, alsmede eventuele maatregelen van de toezichthouders, zullen vervolgens met betrokkenen afzonderlijk worden gecommuniceerd. Deze onderzoeken hebben geen deel uit gemaakt van dit self-assessment.
DNB en de AFM concluderen op basis van de gegeven antwoorden dat de sector haar bedrijfsvoering rondom financiële benchmarks zichtbaar heeft verbeterd. Zo evalueren de meeste instellingen periodiek hun betrokkenheid bij benchmarks. Hierbij valt op dat sommige instellingen aangeven dat zij het risico op benchmarkmanipulatie in algemene zin laag inschatten, omdat zij geen panellid zijn van een submission benchmark (waarbij instellingen standen doorgeven aan een beheerder). Hiermee wordt echter het manipulatierisico ten aanzien van op transactie gebaseerde benchmarks (waarbij een beheerder transactiedata uit de markt haalt en zo de benchmark vaststelt) onderschat.
Het kennisniveau van de eerste lijn, het management rondom benchmarks wordt door alle instellingen als hoog aangemerkt. De tweede lijn, compliance, en de derde lijn, audit, moeten volgens de instellingen dit kennisniveau nog verder omhoog brengen. Alle onderzochte instellingen geven aan dat het hoger management veel aandacht heeft voor integriteitsrisico’s en er op stuurt om deze te minimaliseren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.