Minder transparant bij aandelen van banken
De internationale normen voor financiƫle verslaglegging die in 2005 van kracht werden hebben de transparantie van financiƫle rapportages verhoogd. Toch zijn er zijn nog steeds aanzienlijke verschillen tussen bedrijven, zegt bedrijfskundige Henry van Beusichem. Hij ontdekte tijdens zijn promotieonderzoek dat bedrijven minder transparant rapporteren wanneer banken een aandeel hebben in het bedrijf. Bedrijven die beschermingspreferente aandelen toepassen om zichzelf te beschermen tegen vijandige overnames, zijn daarentegen juist transparanter in hun verslaglegging. Van Beusichem verdedigde zijn proefschrift donderdag 16 juni jl. aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Van Beusichem analyseerde jaarverslagen uit de periode 1997-2007 van bedrijven uit niet-financiƫle sectoren die genoteerd staan aan de Europese aandelenbeurs Euronext. Hij vergeleek gegevens van voor en na de introductie van de International Financial Reporting Standards (IFRS) in 2005, die de financiƫle verslagen transparanter en uniformer moet maken.
Bedrijven die voor de invoer van IFRS al transparanter rapporteerden, bleken vaker grotere bedrijven te zijn met een hogere leverage (een hogere solvabiliteit op de lange termijn). Na de introductie van IFRS nam de transparantie in jaarverslagen over de hele linie aanzienlijk toe, maar er bleven verschillen bestaan. Bij zijn onderzoek naar verklarende factoren voor die verschillen, stuitte Van Beusichem op een paar interessante patronen.
Hij ontdekte bijvoorbeeld dat bedrijven die (deels) in handen zijn van een bank, over het algemeen minder openbaar maken. Dat geldt vooral voor governance en strategische informatie. Wanneer een bank aandelen in een bedrijf bezit, kan de bank tegelijk ook de huisbankier van dat bedrijf zijn. Dat maakt de bank tot een aandeelhouder met toegang tot waardevolle informatie. Het bedrijf staat als gevolg daarvan minder onder druk om in externe verslaglegging veel openbaar te maken.
Bedrijven die beschermingspreferente aandelen toepassen om zichzelf tegen vijandige overnames te beschermen, zijn daarentegen transparanter over hun accountinggrondslagen, corporate governance en strategie. Volgens de onderzoeker is zo’n beschermingsconstructie namelijk nadelig voor gewone aandeelhouders. Om de machtsverhoudingen binnen het ondernemingsbestuur te herstellen, kunnen deze regulier aandeelhouders een bedrijf dwingen opener te zijn over de financiĆ«le situatie en resultaten, stelt Van Beusichem.
Uit het onderzoek blijkt verder dat de invoering van IFRS de economische relatie tussen openbaarmaking en marktwaardering heeft veranderd. Voor 2004 hoefden bedrijven veel minder informatie met de buitenwereld te delen. Gegevens over de bedrijfsresultaten waren niet voor alle marktspelers even toegankelijk. Dit leidde vaak tot een hogere waardering. In die periode was de mate van transparantie daarom een goede indicator voor toekomstige bedrijfsprestaties. Nadat bedrijven door IFRS gedwongen te werden transparanter te rapporteren, kregen analisten en beleggers een realistischer beeld, met als resultaat dat waarderingen navenant lager werden en de waarde van transparantie als voorspeller van resultaten verdween, zo concludeert de onderzoeker.
Van Beusichem analyseerde jaarverslagen uit de periode 1997-2007 van bedrijven uit niet-financiƫle sectoren die genoteerd staan aan de Europese aandelenbeurs Euronext. Hij vergeleek gegevens van voor en na de introductie van de International Financial Reporting Standards (IFRS) in 2005, die de financiƫle verslagen transparanter en uniformer moet maken.
Bedrijven die voor de invoer van IFRS al transparanter rapporteerden, bleken vaker grotere bedrijven te zijn met een hogere leverage (een hogere solvabiliteit op de lange termijn). Na de introductie van IFRS nam de transparantie in jaarverslagen over de hele linie aanzienlijk toe, maar er bleven verschillen bestaan. Bij zijn onderzoek naar verklarende factoren voor die verschillen, stuitte Van Beusichem op een paar interessante patronen.
Hij ontdekte bijvoorbeeld dat bedrijven die (deels) in handen zijn van een bank, over het algemeen minder openbaar maken. Dat geldt vooral voor governance en strategische informatie. Wanneer een bank aandelen in een bedrijf bezit, kan de bank tegelijk ook de huisbankier van dat bedrijf zijn. Dat maakt de bank tot een aandeelhouder met toegang tot waardevolle informatie. Het bedrijf staat als gevolg daarvan minder onder druk om in externe verslaglegging veel openbaar te maken.
Bedrijven die beschermingspreferente aandelen toepassen om zichzelf tegen vijandige overnames te beschermen, zijn daarentegen transparanter over hun accountinggrondslagen, corporate governance en strategie. Volgens de onderzoeker is zo’n beschermingsconstructie namelijk nadelig voor gewone aandeelhouders. Om de machtsverhoudingen binnen het ondernemingsbestuur te herstellen, kunnen deze regulier aandeelhouders een bedrijf dwingen opener te zijn over de financiĆ«le situatie en resultaten, stelt Van Beusichem.
Uit het onderzoek blijkt verder dat de invoering van IFRS de economische relatie tussen openbaarmaking en marktwaardering heeft veranderd. Voor 2004 hoefden bedrijven veel minder informatie met de buitenwereld te delen. Gegevens over de bedrijfsresultaten waren niet voor alle marktspelers even toegankelijk. Dit leidde vaak tot een hogere waardering. In die periode was de mate van transparantie daarom een goede indicator voor toekomstige bedrijfsprestaties. Nadat bedrijven door IFRS gedwongen te werden transparanter te rapporteren, kregen analisten en beleggers een realistischer beeld, met als resultaat dat waarderingen navenant lager werden en de waarde van transparantie als voorspeller van resultaten verdween, zo concludeert de onderzoeker.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.