Geregistreerde beheerders van beleggingsinstellingen moeten meer doen om risico’s op witwassen en terrorismefinanciering te verkleinen
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) maakt zich zorgen over het risico dat van de vergunningplicht vrijgestelde beheerders van beleggingsinstellingen (geregistreerde beheerders) lopen op het mogelijk maken van witwassen en terrorismefinanciering. De AFM heeft deze geregistreerde beheerders gevraagd wat zij doen om te voorkomen dat ze bewust of onbewust betrokken raken bij witwassen of terrorismefinanciering. De uitkomst van deze uitvraag is dat de naleving van toepasselijke wetgeving op een aantal onderdelen verbeterd moet worden om risico’s op witwassen en terrorismefinanciering te verkleinen.
De AFM houdt samen met De Nederlandsche Bank toezicht op de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet 1977. De financiële ondernemingen waar de AFM naar kijkt zijn onder meer beleggingsondernemingen en -instellingen. De AFM heeft eind 2016 een vragenlijst gestuurd aan 223 geregistreerde beheerders. Deze groep is uitgezonderd van een AIFMD-vergunningplicht maar staat wel onder toezicht van de AFM voor wat betreft de regelgeving in de Wwft en de Sanctiewet.
Op basis van de antwoorden die de AFM heeft ontvangen, is duidelijk geworden dat een deel van de geregistreerde beheerders zich beter moet houden aan de regelgeving. De beheerders hebben van de AFM een individuele terugkoppeling ontvangen waarin staat op welke onderdelen zij zich moeten verbeteren. Een belangrijk aandachtspunt voor bijna de helft van de geregistreerde beheerders is het ontbreken van een schriftelijk Wwft- en Sanctiewetbeleid. In dit beleid moeten interne procedures worden vastgelegd, zoals het vaststellen wanneer een cliënt in een bepaalde risicocategorie valt. Verder moet uit dit beleid duidelijk worden welke risico’s de beheerder loopt op betrokkenheid bij witwassen en terrorismefinanciering, en hoe die risico’s beheerst kunnen worden.
Hoewel de meeste geregistreerde beheerders cliëntenonderzoek in de zin van de Wwft doen, voert bijna de helft geen onderzoek uit naar andere zakelijke relaties, zoals bijvoorbeeld de verkoper van vastgoed waarin belegd wordt of de personen achter een start-up waarin wordt geïnvesteerd. Dit is echter wel een vereiste op grond van de Wwft. Opvallend is verder dat een derde van de beheerders bij het cliëntenonderzoek volstaat met het opvragen van een kopie van een geldig legitimatiebewijs, terwijl de wet bepaalt dat de identiteit van de cliënt moet worden vastgesteld aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. Het opvragen van een kopie is alleen toegestaan als de identiteit van de cliënt of de uiteindelijke belanghebbende (UBO) reeds geverifieerd is door een andere Wwft-instelling, zoals een bank.
Risicolanden en sanctielijsten
Ook heeft de AFM gezien dat een aantal geregistreerde beheerders belegt in risicovolle landen, of cliënten heeft die (bijvoorbeeld via de UBO) een connectie hebben met een risicovol land. Daaronder verstaat de AFM in ieder geval landen die als zodanig zijn aangemerkt door de Financial Action Task Force, die voorkomen in de top 50 van de Corruption Perceptions Index 2015, of landen waaraan internationale sancties zijn opgelegd. Als een beheerder zaken doet waarbij risicolanden betrokken zijn, dan verwacht de AFM dat de geregistreerde beheerder het risico op witwassen of terrorismefinanciering verkleint door bijvoorbeeld passende (extra) procedures.
De verplichting om sanctielijsten te screenen lijkt over het algemeen goed te worden nageleefd: bijna 90% van de geregistreerde beheerders screent cliënten tegen sanctielijsten. Dit is van belang omdat iedere instelling een eigen verantwoordelijkheid heeft in het naleven van de Sanctiewet (en de Wwft). Er mag niet blind gevaren worden op de controle die andere instellingen, zoals Nederlandse banken, al hebben uitgevoerd met betrekking tot een cliënt. Zie in dit verband ook het nieuwsbericht uit september 2016 van de AFM over de naleving van de Wwft door beleggingsondernemingen en de good practices.
De bevindingen van dit onderzoek zijn ook relevant voor vergunninghoudende beheerders van beleggingsinstellingen en beleggingsondernemingen. De AFM raadt deze ondernemingen sterk aan na te gaan of hun beleid en procedures voldoen aan de eisen uit de Wwft en de Sanctiewet. Door de implementatie van de Vierde Anti-witwasrichtlijn (AMLD4) in de Wwft volgend jaar, wordt het expliciet verplicht voor Wwft-instellingen om hun witwas- en terrorismefinanciering-risico’s te identificeren en inzichtelijk te maken. De Wwft-instelling moet vervolgens op basis daarvan maatregelen nemen om deze risico’s te beperken en te beheersen.
De AFM voert momenteel onderzoeken ter plaatse uit bij een aantal geregistreerde beheerders. Hierbij wordt onder meer onderzocht of de aanbevelingen van de AFM hebben geleid tot verbeteringen. In 2018 gaat de AFM onderzoek uitvoeren naar de naleving van de Wwft door beleggingsondernemingen met een vergunning.
De AFM houdt samen met De Nederlandsche Bank toezicht op de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet 1977. De financiële ondernemingen waar de AFM naar kijkt zijn onder meer beleggingsondernemingen en -instellingen. De AFM heeft eind 2016 een vragenlijst gestuurd aan 223 geregistreerde beheerders. Deze groep is uitgezonderd van een AIFMD-vergunningplicht maar staat wel onder toezicht van de AFM voor wat betreft de regelgeving in de Wwft en de Sanctiewet.
Op basis van de antwoorden die de AFM heeft ontvangen, is duidelijk geworden dat een deel van de geregistreerde beheerders zich beter moet houden aan de regelgeving. De beheerders hebben van de AFM een individuele terugkoppeling ontvangen waarin staat op welke onderdelen zij zich moeten verbeteren. Een belangrijk aandachtspunt voor bijna de helft van de geregistreerde beheerders is het ontbreken van een schriftelijk Wwft- en Sanctiewetbeleid. In dit beleid moeten interne procedures worden vastgelegd, zoals het vaststellen wanneer een cliënt in een bepaalde risicocategorie valt. Verder moet uit dit beleid duidelijk worden welke risico’s de beheerder loopt op betrokkenheid bij witwassen en terrorismefinanciering, en hoe die risico’s beheerst kunnen worden.
Hoewel de meeste geregistreerde beheerders cliëntenonderzoek in de zin van de Wwft doen, voert bijna de helft geen onderzoek uit naar andere zakelijke relaties, zoals bijvoorbeeld de verkoper van vastgoed waarin belegd wordt of de personen achter een start-up waarin wordt geïnvesteerd. Dit is echter wel een vereiste op grond van de Wwft. Opvallend is verder dat een derde van de beheerders bij het cliëntenonderzoek volstaat met het opvragen van een kopie van een geldig legitimatiebewijs, terwijl de wet bepaalt dat de identiteit van de cliënt moet worden vastgesteld aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. Het opvragen van een kopie is alleen toegestaan als de identiteit van de cliënt of de uiteindelijke belanghebbende (UBO) reeds geverifieerd is door een andere Wwft-instelling, zoals een bank.
Risicolanden en sanctielijsten
Ook heeft de AFM gezien dat een aantal geregistreerde beheerders belegt in risicovolle landen, of cliënten heeft die (bijvoorbeeld via de UBO) een connectie hebben met een risicovol land. Daaronder verstaat de AFM in ieder geval landen die als zodanig zijn aangemerkt door de Financial Action Task Force, die voorkomen in de top 50 van de Corruption Perceptions Index 2015, of landen waaraan internationale sancties zijn opgelegd. Als een beheerder zaken doet waarbij risicolanden betrokken zijn, dan verwacht de AFM dat de geregistreerde beheerder het risico op witwassen of terrorismefinanciering verkleint door bijvoorbeeld passende (extra) procedures.
De verplichting om sanctielijsten te screenen lijkt over het algemeen goed te worden nageleefd: bijna 90% van de geregistreerde beheerders screent cliënten tegen sanctielijsten. Dit is van belang omdat iedere instelling een eigen verantwoordelijkheid heeft in het naleven van de Sanctiewet (en de Wwft). Er mag niet blind gevaren worden op de controle die andere instellingen, zoals Nederlandse banken, al hebben uitgevoerd met betrekking tot een cliënt. Zie in dit verband ook het nieuwsbericht uit september 2016 van de AFM over de naleving van de Wwft door beleggingsondernemingen en de good practices.
De bevindingen van dit onderzoek zijn ook relevant voor vergunninghoudende beheerders van beleggingsinstellingen en beleggingsondernemingen. De AFM raadt deze ondernemingen sterk aan na te gaan of hun beleid en procedures voldoen aan de eisen uit de Wwft en de Sanctiewet. Door de implementatie van de Vierde Anti-witwasrichtlijn (AMLD4) in de Wwft volgend jaar, wordt het expliciet verplicht voor Wwft-instellingen om hun witwas- en terrorismefinanciering-risico’s te identificeren en inzichtelijk te maken. De Wwft-instelling moet vervolgens op basis daarvan maatregelen nemen om deze risico’s te beperken en te beheersen.
De AFM voert momenteel onderzoeken ter plaatse uit bij een aantal geregistreerde beheerders. Hierbij wordt onder meer onderzocht of de aanbevelingen van de AFM hebben geleid tot verbeteringen. In 2018 gaat de AFM onderzoek uitvoeren naar de naleving van de Wwft door beleggingsondernemingen met een vergunning.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.