‘Wereldwijde oplossing belastingontwijking voorlopig onhaalbaar’
Uit de Panama Papers en Paradise Papers blijkt dat bedrijven en individuen op grote schaal belasting ontwijken. Wereldwijde belastingafspraken kunnen daar een stokje voor steken. Maar een verdrag dat de problematiek bij de oorzaak aanpakt is voorlopig onhaalbaar, verwacht jurist Dirk Broekhuijsen.
Broekhuijsen onderzoekt voor zijn promotie de haalbaarheid van één mondiaal belastingverdrag. In zo’n verdrag maken alle landen van de wereld gezamenlijk afspraken over welk land belasting mag heffen op de inkomsten van multinationals. Op dit moment zijn alle belastingafspraken nog bilateraal, dus tussen twee landen. Met ieder land heeft de Nederlandse belastingdienst een andere afspraak.
‘Uit onder meer de Panama Papers blijkt dat bedrijven deze bilaterale afspraken massaal gebruiken om belasting te ontwijken’, zegt Broekhuijsen. ‘Door slim gebruik te maken van de verschillen tussen nationale belastingsystemen en de honderden losse belastingafspraken tussen individuele landen, betalen zij vaak weinig tot geen belasting.’ Alleen al de EU-landen zouden op deze manier jaarlijks zo’n 50 tot 70 miljard euro aan belastinginkomsten mislopen.
Dat is problematisch, omdat landen afhankelijk zijn van deze inkomsten om wegen, scholen en veiligheidsdiensten te betalen. Bovendien vinden veel mensen het oneerlijk dat met name multinationals relatief weinig belasting betalen. Broekhuijsen: ‘Is het wel redelijk dat de koffieverkoper op de hoek meer belasting betaalt dan de multinational Starbucks?’
Een multilateraal verdrag - dus tussen meerdere landen - zou de belastingontwijking wellicht kunnen voorkomen, maar dat is volgens Broekhuijsen gemakkelijker gezegd dan gedaan. In zijn literatuuronderzoek kijkt hij naar de juridische en politieke consequenties van zo’n verdrag. ‘Het herschrijven van de belastingafspraken om belastingontwijking tegen te gaan zal duidelijke winnaars en verliezers opleveren. Veel landen zullen minder belasting ophalen dan op dit moment. Andere landen zullen wellicht meer belasting ophalen, maar zien daardoor hun vestigingsklimaat voor multinationals verslechteren. Dat maakt het lastiger om tot overeenstemming te komen.’
Een ander, mogelijk nog belangrijker probleem is de verdeelsleutel. Neem de verkoop van een iPad: die is bedacht in de Verenigde Staten, wordt geproduceerd in China, en ligt uiteindelijk in Nederland in de winkel. Welke van deze landen mag belasting heffen over de verkoop van het product? En hoeveel precies? Broekhuijsen: ‘In bilaterale verdragen wordt voor deze problematiek gebruik gemaakt van een open norm: belastingheffing vindt plaats in het land waar arbeid en kapitaal samenkomen. Hierdoor hebben multinationals enigszins de mogelijkheid winsten te laten belasten in landen waar het belastingtarief relatief laag is. Dit lokt belastingconcurrentie en belastingplanning uit. Een verdeelsleutel op basis van een formule zou een oplossing kunnen zijn. Maar de kans dat een dergelijke regel in een multilateraal verdrag tussen honderden landen terechtkomt is zeer klein.’
Op korte termijn verwacht Broekhuijsen dan ook geen internationaal megaverdrag om de belastingopbrengsten eerlijker te verdelen en belastingontwijking geheel tegen te gaan. Wel kan de internationale gemeenschap volgens hem procesafspraken maken. ‘Je kunt in internationaal verband bijvoorbeeld de discussie over een duurzaam belastingstelsel faciliteren of langetermijndoelen bepalen. Iets vergelijkbaars deden wereldleiders toen ze tijdens de klimaatconferentie in Parijs met elkaar afspraken dat de aarde maximaal 1,5 graad mag opwarmen. Uiteindelijk kunnen daar concretere duurzaamheidsmaatregelen uit voortvloeien.’
Broekhuijsen onderzoekt voor zijn promotie de haalbaarheid van één mondiaal belastingverdrag. In zo’n verdrag maken alle landen van de wereld gezamenlijk afspraken over welk land belasting mag heffen op de inkomsten van multinationals. Op dit moment zijn alle belastingafspraken nog bilateraal, dus tussen twee landen. Met ieder land heeft de Nederlandse belastingdienst een andere afspraak.
‘Uit onder meer de Panama Papers blijkt dat bedrijven deze bilaterale afspraken massaal gebruiken om belasting te ontwijken’, zegt Broekhuijsen. ‘Door slim gebruik te maken van de verschillen tussen nationale belastingsystemen en de honderden losse belastingafspraken tussen individuele landen, betalen zij vaak weinig tot geen belasting.’ Alleen al de EU-landen zouden op deze manier jaarlijks zo’n 50 tot 70 miljard euro aan belastinginkomsten mislopen.
Dat is problematisch, omdat landen afhankelijk zijn van deze inkomsten om wegen, scholen en veiligheidsdiensten te betalen. Bovendien vinden veel mensen het oneerlijk dat met name multinationals relatief weinig belasting betalen. Broekhuijsen: ‘Is het wel redelijk dat de koffieverkoper op de hoek meer belasting betaalt dan de multinational Starbucks?’
Een multilateraal verdrag - dus tussen meerdere landen - zou de belastingontwijking wellicht kunnen voorkomen, maar dat is volgens Broekhuijsen gemakkelijker gezegd dan gedaan. In zijn literatuuronderzoek kijkt hij naar de juridische en politieke consequenties van zo’n verdrag. ‘Het herschrijven van de belastingafspraken om belastingontwijking tegen te gaan zal duidelijke winnaars en verliezers opleveren. Veel landen zullen minder belasting ophalen dan op dit moment. Andere landen zullen wellicht meer belasting ophalen, maar zien daardoor hun vestigingsklimaat voor multinationals verslechteren. Dat maakt het lastiger om tot overeenstemming te komen.’
Een ander, mogelijk nog belangrijker probleem is de verdeelsleutel. Neem de verkoop van een iPad: die is bedacht in de Verenigde Staten, wordt geproduceerd in China, en ligt uiteindelijk in Nederland in de winkel. Welke van deze landen mag belasting heffen over de verkoop van het product? En hoeveel precies? Broekhuijsen: ‘In bilaterale verdragen wordt voor deze problematiek gebruik gemaakt van een open norm: belastingheffing vindt plaats in het land waar arbeid en kapitaal samenkomen. Hierdoor hebben multinationals enigszins de mogelijkheid winsten te laten belasten in landen waar het belastingtarief relatief laag is. Dit lokt belastingconcurrentie en belastingplanning uit. Een verdeelsleutel op basis van een formule zou een oplossing kunnen zijn. Maar de kans dat een dergelijke regel in een multilateraal verdrag tussen honderden landen terechtkomt is zeer klein.’
Op korte termijn verwacht Broekhuijsen dan ook geen internationaal megaverdrag om de belastingopbrengsten eerlijker te verdelen en belastingontwijking geheel tegen te gaan. Wel kan de internationale gemeenschap volgens hem procesafspraken maken. ‘Je kunt in internationaal verband bijvoorbeeld de discussie over een duurzaam belastingstelsel faciliteren of langetermijndoelen bepalen. Iets vergelijkbaars deden wereldleiders toen ze tijdens de klimaatconferentie in Parijs met elkaar afspraken dat de aarde maximaal 1,5 graad mag opwarmen. Uiteindelijk kunnen daar concretere duurzaamheidsmaatregelen uit voortvloeien.’
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.