Het Bazels Comité voor het bankentoezicht heeft vandaag een akkoord bereikt over een nieuw raamwerk voor de berekening van kapitaaleisen voor banken. Hiermee komt er meer eenheid in de manier waarop banken hun kapitaalbuffers berekenen. DNB vindt het belangrijk dat met dit akkoord de herziening van het mondiale raamwerk voor bankenregulering, tien jaar na de crisis, nu is afgerond.
Het akkoord zal de kapitaaleisen voor de Nederlandse grootbanken verhogen. Gezien hun sterke vermogens- en winstpositie zullen zij hier naar verwachting tijdig aan kunnen voldoen. De nieuwe eisen worden geleidelijk van kracht gedurende een ruime transitieperiode. Het akkoord zal wereldwijd bijdragen aan een gelijk speelveld en een verbeterde schokbestendigheid van banken.
Het Bazels Comité is sinds 1974 het internationale forum van bankentoezichthouders dat onderhandelt over de mondiale bancaire kapitaalvereisten. Na de financiële crisis werden in het zogenoemde Bazel III-akkoord van 2010 nieuwe afspraken gemaakt over een algehele verhoging van omvang en kwaliteit van het kapitaal dat banken moeten aanhouden.
Al snel bleek een aanvulling wenselijk omdat tekortkomingen werden geconstateerd in de berekeningsmethode voor de zogenoemde risicogewogen activa. Dit zijn de voor risico gecorrigeerde uitzettingen van banken, waar ze kapitaal voor moeten aanhouden. De tekortkomingen betreffen voornamelijk de interne modellen die grote banken gebruiken om hun risicogewogen activa en kapitaalratio’s te berekenen. Het Comité vindt dat banken tot dusverre teveel ruimte hadden om de berekening van hun ratio’s te beïnvloeden.
Daarnaast is er een zogenoemde standaardbenadering, een door de toezichthouders voorgeschreven model om risicogewogen activa te bepalen dat vooral bij de minder grote banken gebruikt wordt. Het Comité wil dit standaardmodel beter laten aansluiten bij de werkelijke risico’s van banken. Door de regels voor die risicoweging nauwkeuriger te bepalen in zowel de standaardbenadering als de interne modellen, worden de kapitaalratio’s van banken beter onderling vergelijkbaar en ontstaat er internationaal een gelijker speelveld.
Voor de grote Nederlands banken zijn vooral de aangescherpte afspraken voor interne modellen van belang. Het nieuwe akkoord voorziet in strengere regels naarmate de risico’s moeilijker te kwantificeren zijn. Zo zijn interne modellen voor operationele risico’s (verliezen als gevolg van tekortkomingen van interne processen, mensen en systemen, of als gevolg van externe gebeurtenissen) straks niet meer toegestaan. In plaats daarvan zal een standaardbenadering moeten worden gebruikt. Bij het kredietrisico zullen banken gestandaardiseerde faillissementskansen en verliespercentages moeten toepassen als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om risico’s betrouwbaar te ramen. In andere gevallen zijn ondergrenzen vastgesteld voor de intern geschatte kans op faillissement en het verliespercentage.
Het akkoord gaat nog een stap verder bij de regulering van interne modellen: het introduceert twee aanvullende ‘backstops’ voor de risicogewogen kapitaalvereisten. Voor de allergrootste banken (G-SIBs) gaat een hogere leverage ratio eis gelden, in de vorm van een opslag, bovenop de huidige internationale 3% standaard. Daarnaast komt er een output floor: bij gebruik van interne modellen mogen de kapitaalvereisten van een bank nooit lager zijn dan 72,5% van de kapitaalvereisten volgens de standaardbenaderingen. Hiermee wordt het risico verder beperkt dat banken hun kapitaaleisen te optimistisch inschatten.
Voor de Nederlandse grootbanken leidt het pakket naar verwachting tot een significante verhoging van de kapitaaleis. Om aan de nieuwe eis te voldoen, moeten de Nederlandse grootbanken hun kapitaal versterken. De invoering van de output floorverklaart een belangrijk deel van de hogere eisen. De vloer heeft vooral een groot effect door de omvangrijke hypotheekportefeuilles van Nederlandse banken. De toepassing van de Bazelse standaardbenadering leidt namelijk tot een duidelijk hogere risicoweging dan de toepassing van interne modellen, waarvan de uitkomsten gebaseerd zijn op de structureel lage verliezen op de Nederlandse hypotheekportefeuilles.
Voor de kleinere banken veranderen de kapitaalvereisten gemiddeld nauwelijks, al kan de impact voor individuele banken wel aanzienlijk zijn, zowel opwaarts als neerwaarts. Kleine banken passen doorgaans geen interne modellen toe, maar standaardbenaderingen. De belangrijkste wijzigingen betreffen hier de bepalingen omtrent de risicoweging van hypotheken, waarvoor een systematiek van loan splittingwordt ingevoerd. Deze splitst een hypotheek in een gedekt en een ongedekt deel. Voor het gedekte deel met loan-to-value ratio tot 55% geldt een laag risico-gewicht, terwijl voor het resterende ongedekte deel een hoger risico-gewicht wordt toegepast. Deze systematiek biedt een betere afspiegeling van het onderliggende risico van hypotheken dat sterk afhangt van de verhouding tussen het geleende bedrag en de waarde van het onderliggend onderpand.
De hogere kapitaalvereisten voor Nederlandse grootbanken komen niet onverwacht. In 2015 meldde DNB al dat zij met een aanscherping rekening moesten houden (zie ‘Banken moeten rekening houden met aanscherping kapitaalsvereisten hypotheken’). Ook hebben de banken in 2016 deelgenomen aan een Quantitative Impact Study waarin de gevolgen van de voorstellen voor de banken zijn doorgerekend.
DNB heeft zich in het Bazels Comité ingezet voor een verbeterde schokbestendigheid van banken, met behoud van de risico-sensitiviteit van het kapitaalraamwerk. Ten opzichte van de oorspronkelijke voorstellen die in 2015 in de markt zijn geconsulteerd, is de impact van het nieuwe raamwerk duidelijk verminderd. Daarnaast is een ruime overgangstermijn afgesproken (die loopt tot 2027), die banken de tijd geeft voor de noodzakelijke aanpassingen van hun bedrijfsvoering.
Gezien de sterke kapitalisatie van Nederlandse banken en hun winstgevendheid zullen zij naar verwachting door middel van winstinhouding gedurende de periode tot 2027 aan de nieuwe kapitaalvereisten kunnen voldoen. De effecten op de kredietverlening en de economische groei zijn afhankelijk van de gedragsreactie van de banken. De Bazelse afspraken werken ook door in de minimumeisen voor schuldpapier dat voor een bail-inin aanmerking komt (MREL), omdat deze, net zoals de kapitaaleisen, een percentage van de risicogewogen activa zijn. De Europese discussie hierover loopt nog.
Het bereikte akkoord biedt mondiale standaarden die vervolgens door de wetgever in wet- en regelgeving worden omgezet. Voor Nederland gebeurt dit in de Europese Unie, op basis van een voorstel van de Europese Commissie. Dit proces zal zeker nog enkele jaren duren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.