Pensioenfondsen staan er beter voor dan vorig jaar
De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is over heel 2017 gestegen van 102 naar 108 procent. In de laatste maand daalde de dekkingsgraad een procentpunt. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef in december gelijk op 106 procent. Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon.
De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, steeg in 2017 van 98 naar 106 procent – een forse groei. Deze eindstand voor 2017 is hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3%. De verwachting is dat slechts enkele fondsen het jaar afsluiten met een dekkingstekort. Er zijn zelfs fondsen waar indexatie weer in zicht komt.
Ondanks de nodige schommelingen was 2017 voor pensioenfondsen een minder roerig jaar dan 2016. Sinds het eind van dat jaar is de 30-jaars rente per saldo met ongeveer 25 basispunten gestegen. Alleen op de hele korte looptijden daalde de rente. De hoogste gemiddelde dekkingsgraad (110%) werd bereikt op 1 november. De dekkingsgraad maakte geen grote sprongen, maar steeg gestaag gedurende het jaar.
De beurskoersen stegen in 2017 dankzij een goed draaiende economie en groeiende wereldhandel, waardoor de winsten van bedrijven stegen. De stemming op de markt had regelmatig te lijden onder politieke onrust, zoals de verkiezingsuitslagen in Spanje en Frankrijk en de spanning tussen de VS en Noord-Korea. De centrale banken ondersteunden de markt met een ruimhartig monetair beleid, ook al besloot de ECB om het opkoopprogramma van staatsobligaties af te bouwen. De rentemarkt steeg iets gedurende 2017. Eind december bedroeg de 30‑jaars swaprente ruim 1,5%.
De stijging van de swaprente leidde nauwelijks tot een daling van de pensioenverplichtingen. Hierbij speelt mee dat de Ultimate Forward Rate (UFR) in 2017 daalde van 2,9% naar 2,6 procent. Door die daling moeten voor de lange looptijden hogere verplichtingen worden aangehouden, wat de daling van de verplichtingen op de kortere looptijden teniet heeft gedaan. De UFR betekent dat pensioenfondsen voor langlopende verplichtingen mogen uitgaan van een hogere rente dan de marktrente. Inmiddels is het verschil tussen de marktrente en de UFR flink teruggelopen.
Per saldo hebben de aandelenbeurzen het over 2017 goed gedaan met een rendement van 10 procent. Dat rendement is zonder het effect van een eventuele valuta-afdekking. De Amerikaanse dollar daalde 14 procent ten opzichte van de euro. Een eventuele valuta-afdekking zou een positief effect op het rendement hebben gehad. In tegenstelling tot de aandelenportefeuille daalde de vastgoedportefeuille met ruim 2 procent; de vastrentende waardenportefeuille bleef ongeveer gelijk. Met name de positieve ontwikkelingen op de aandelenbeurzen hebben de pensioenfondsen geen windeieren gelegd.
Door verdere consolidatie van het aantal pensioenfondsen in 2017 daalde het aantal fondsen rap. Inmiddels zijn er nog maar zo’n 200 over. Tegelijkertijd kwamen er juist algemene pensioenfondsen (APF-en) bij. Veel pensioenfondsen werden bij een APF of bedrijfstakpensioenfonds (BPF) ondergebracht, daar waar dat bij APF-en meestal in eigen kringen gebeurt. De overblijvers zijn de grotere fondsen, die steeds professioneler worden bestuurd. De verwachting is dat op termijn ongeveer 100 pensioenfondsen overblijven. Ook bij de andere uitvoerders, zoals verzekeraars, gaat de consolidatieslag door.
De pensioenrichtleeftijd is sinds gisteren 68 jaar. Alle pensioenovereenkomsten moeten hierop zijn aangepast. De AOW-leeftijd blijft 67 jaar en 3 maanden in 2023. Werkgevers die hun pensioenovereenkomst nog niet hebben aangepast, moeten in ieder geval de risicodekking bij overlijden en arbeidsongeschiktheid goed hebben geregeld.
Sinds de start van kabinet Rutte III, dat heeft aangegeven het pensioenstelsel te willen vernieuwen, zijn de contouren van het nieuwe stelsel zichtbaar geworden. In het akkoord staat onder meer dat er individuele pensioenpotten moeten komen met behoud van de collectieve uitvoering en de verplichte deelname. De doorsnee systematiek, waarbij iedereen dezelfde premie betaalt en hetzelfde pensioen opbouwt, wordt afgeschaft. Met de overgang naar individuele potten breekt Nederland met de jarenlange Defined Benefit (DB)-traditie (middelloonregelingen). Nederland is een van de weinige landen waar DB-regelingen nog het dominante model vormen.
De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, steeg in 2017 van 98 naar 106 procent – een forse groei. Deze eindstand voor 2017 is hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3%. De verwachting is dat slechts enkele fondsen het jaar afsluiten met een dekkingstekort. Er zijn zelfs fondsen waar indexatie weer in zicht komt.
Ondanks de nodige schommelingen was 2017 voor pensioenfondsen een minder roerig jaar dan 2016. Sinds het eind van dat jaar is de 30-jaars rente per saldo met ongeveer 25 basispunten gestegen. Alleen op de hele korte looptijden daalde de rente. De hoogste gemiddelde dekkingsgraad (110%) werd bereikt op 1 november. De dekkingsgraad maakte geen grote sprongen, maar steeg gestaag gedurende het jaar.
De beurskoersen stegen in 2017 dankzij een goed draaiende economie en groeiende wereldhandel, waardoor de winsten van bedrijven stegen. De stemming op de markt had regelmatig te lijden onder politieke onrust, zoals de verkiezingsuitslagen in Spanje en Frankrijk en de spanning tussen de VS en Noord-Korea. De centrale banken ondersteunden de markt met een ruimhartig monetair beleid, ook al besloot de ECB om het opkoopprogramma van staatsobligaties af te bouwen. De rentemarkt steeg iets gedurende 2017. Eind december bedroeg de 30‑jaars swaprente ruim 1,5%.
De stijging van de swaprente leidde nauwelijks tot een daling van de pensioenverplichtingen. Hierbij speelt mee dat de Ultimate Forward Rate (UFR) in 2017 daalde van 2,9% naar 2,6 procent. Door die daling moeten voor de lange looptijden hogere verplichtingen worden aangehouden, wat de daling van de verplichtingen op de kortere looptijden teniet heeft gedaan. De UFR betekent dat pensioenfondsen voor langlopende verplichtingen mogen uitgaan van een hogere rente dan de marktrente. Inmiddels is het verschil tussen de marktrente en de UFR flink teruggelopen.
Per saldo hebben de aandelenbeurzen het over 2017 goed gedaan met een rendement van 10 procent. Dat rendement is zonder het effect van een eventuele valuta-afdekking. De Amerikaanse dollar daalde 14 procent ten opzichte van de euro. Een eventuele valuta-afdekking zou een positief effect op het rendement hebben gehad. In tegenstelling tot de aandelenportefeuille daalde de vastgoedportefeuille met ruim 2 procent; de vastrentende waardenportefeuille bleef ongeveer gelijk. Met name de positieve ontwikkelingen op de aandelenbeurzen hebben de pensioenfondsen geen windeieren gelegd.
Door verdere consolidatie van het aantal pensioenfondsen in 2017 daalde het aantal fondsen rap. Inmiddels zijn er nog maar zo’n 200 over. Tegelijkertijd kwamen er juist algemene pensioenfondsen (APF-en) bij. Veel pensioenfondsen werden bij een APF of bedrijfstakpensioenfonds (BPF) ondergebracht, daar waar dat bij APF-en meestal in eigen kringen gebeurt. De overblijvers zijn de grotere fondsen, die steeds professioneler worden bestuurd. De verwachting is dat op termijn ongeveer 100 pensioenfondsen overblijven. Ook bij de andere uitvoerders, zoals verzekeraars, gaat de consolidatieslag door.
De pensioenrichtleeftijd is sinds gisteren 68 jaar. Alle pensioenovereenkomsten moeten hierop zijn aangepast. De AOW-leeftijd blijft 67 jaar en 3 maanden in 2023. Werkgevers die hun pensioenovereenkomst nog niet hebben aangepast, moeten in ieder geval de risicodekking bij overlijden en arbeidsongeschiktheid goed hebben geregeld.
Sinds de start van kabinet Rutte III, dat heeft aangegeven het pensioenstelsel te willen vernieuwen, zijn de contouren van het nieuwe stelsel zichtbaar geworden. In het akkoord staat onder meer dat er individuele pensioenpotten moeten komen met behoud van de collectieve uitvoering en de verplichte deelname. De doorsnee systematiek, waarbij iedereen dezelfde premie betaalt en hetzelfde pensioen opbouwt, wordt afgeschaft. Met de overgang naar individuele potten breekt Nederland met de jarenlange Defined Benefit (DB)-traditie (middelloonregelingen). Nederland is een van de weinige landen waar DB-regelingen nog het dominante model vormen.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.