Platform: DNB toezicht staat duurzame financiering niet in de weg
Het toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) kent geen specifieke belemmeringen voor duurzame financieringen. Het is wel van belang dat er meer inzicht komt in de risico’s van duurzame financiering zodat het toezicht hierop beter kan worden aangepast. Dit blijkt uit het vandaag verschenen eindrapport van een werkgroep van het Platform voor Duurzame Financiering.
De werkgroep onderzocht of overheidsbeleid, toezicht of financiële regelgeving een belemmering vormen. De werkgroep bestond uit PGGM, NIBC, ING, TKP Investments, Delta Lloyd, MN, Aegon, de AFM en stond onder voorzitterschap van De Nederlandsche Bank.
Doel van het onderzoek was om in kaart te brengen waarom het mobiliseren van duurzame financiering te weinig van de grond komt. Voor de overgang naar een duurzame Nederlandse economie zijn grote investeringen nodig. Zo schat adviesbureau McKinsey (2017) dat Nederland naar schatting jaarlijks. 10 miljard euro extra moet investeren om in 2040 te voldoen aan de Parijsdoelen. Investeringen in andere duurzaamheidsthema’s naast klimaat, zoals biodiversiteit en de circulaire economie, zijn hierbij nog niet eens meegenomen. De financiële sector speelt een sleutelrol in het mobiliseren van deze investeringen.
In het eindrapport (onderaan deze pagina) stelt de werkgroep dat duurzame financieringen niet belemmerd worden door regelgeving en toezicht. De belangrijkste reden waarom er onvoldoende duurzame investeringen zijn, is dat het risico-rendementsprofiel van duurzame investeringen te vaak onvoldoende aantrekkelijk is. De markt voor duurzame financiering is een jonge markt. Het gaat vaak om innovatieve technologieën die hun waarde nog niet hebben bewezen en/of nieuwe bedrijven zonder track record. Deze investeringen kennen daarom een hoog risico, een laag rendement, of een combinatie van beide.
Voor risicovolle investeringen gelden hogere kapitaaleisen, zo ook voor duurzame investeringen die risicovol zijn. Daarnaast vindt een deel van de duurzame investeringen plaats in niet-beursgenoteerde bedrijven. Omdat deze investeringen relatief illiquide zijn, kennen zij hogere liquiditeitseisen. Een enkele instelling geeft aan dat de hogere kapitaals- en liquiditeitseisen een belemmering vormen. Maar de werkgroep ziet geen aanleiding om het uitgangspunt van ‘meer risico, meer kapitaal’ te doorbreken. Bevordering van duurzame beleggingen via kapitaaleisen zou betekenen dat instellingen mogelijk niet in staat zijn om verliezen op deze beleggingen op te kunnen vangen.
Het is wel de vraag of risico’s van duurzame en niet-duurzame financiering momenteel goed worden gekend. Huidig risico-inschattingsmodellen kijken veelal achteruit en houden geen rekening met de gevolgen van klimaatverandering. Zo kan bijvoorbeeld het verdienmodel van CO2-intensieve bedrijven in een energietransitie onder druk komen te staan en worden verwachte rendementen mogelijk te hoog ingeschat en risico’s te laag. Duurzaamheidsrisico’s moeten beter worden meegenomen in de risicoanalyses van instellingen en toezichthouders. Dit vereist meer kennis in de sector én bij de toezichthouder over dit thema.
Een bijkomende vraag die enkele instellingen opwierpen, is of de huidige manieren van het waarderen van een bedrijf wel de juiste zijn. Sommige instellingen zien marktwaardering als een belemmering, omdat het onvoldoende lange–termijn-ontwikkelingen als de energietransitie zou reflecteren. Anderen, inclusief DNB, zien marktwaardering niet als een probleem. Volgens hen geeft die wel de juiste waarde weer, gegeven alle informatie die vandaag de dag beschikbaar is. Wanneer marktpartijen verwachtingen hebben over bepaalde lange-termijn-ontwikkelingen zijn markten namelijk wel degelijk in staat dit in de waarde van vandaag te verwerken.
De werkgroep onderzocht of overheidsbeleid, toezicht of financiële regelgeving een belemmering vormen. De werkgroep bestond uit PGGM, NIBC, ING, TKP Investments, Delta Lloyd, MN, Aegon, de AFM en stond onder voorzitterschap van De Nederlandsche Bank.
Doel van het onderzoek was om in kaart te brengen waarom het mobiliseren van duurzame financiering te weinig van de grond komt. Voor de overgang naar een duurzame Nederlandse economie zijn grote investeringen nodig. Zo schat adviesbureau McKinsey (2017) dat Nederland naar schatting jaarlijks. 10 miljard euro extra moet investeren om in 2040 te voldoen aan de Parijsdoelen. Investeringen in andere duurzaamheidsthema’s naast klimaat, zoals biodiversiteit en de circulaire economie, zijn hierbij nog niet eens meegenomen. De financiële sector speelt een sleutelrol in het mobiliseren van deze investeringen.
In het eindrapport (onderaan deze pagina) stelt de werkgroep dat duurzame financieringen niet belemmerd worden door regelgeving en toezicht. De belangrijkste reden waarom er onvoldoende duurzame investeringen zijn, is dat het risico-rendementsprofiel van duurzame investeringen te vaak onvoldoende aantrekkelijk is. De markt voor duurzame financiering is een jonge markt. Het gaat vaak om innovatieve technologieën die hun waarde nog niet hebben bewezen en/of nieuwe bedrijven zonder track record. Deze investeringen kennen daarom een hoog risico, een laag rendement, of een combinatie van beide.
Voor risicovolle investeringen gelden hogere kapitaaleisen, zo ook voor duurzame investeringen die risicovol zijn. Daarnaast vindt een deel van de duurzame investeringen plaats in niet-beursgenoteerde bedrijven. Omdat deze investeringen relatief illiquide zijn, kennen zij hogere liquiditeitseisen. Een enkele instelling geeft aan dat de hogere kapitaals- en liquiditeitseisen een belemmering vormen. Maar de werkgroep ziet geen aanleiding om het uitgangspunt van ‘meer risico, meer kapitaal’ te doorbreken. Bevordering van duurzame beleggingen via kapitaaleisen zou betekenen dat instellingen mogelijk niet in staat zijn om verliezen op deze beleggingen op te kunnen vangen.
Het is wel de vraag of risico’s van duurzame en niet-duurzame financiering momenteel goed worden gekend. Huidig risico-inschattingsmodellen kijken veelal achteruit en houden geen rekening met de gevolgen van klimaatverandering. Zo kan bijvoorbeeld het verdienmodel van CO2-intensieve bedrijven in een energietransitie onder druk komen te staan en worden verwachte rendementen mogelijk te hoog ingeschat en risico’s te laag. Duurzaamheidsrisico’s moeten beter worden meegenomen in de risicoanalyses van instellingen en toezichthouders. Dit vereist meer kennis in de sector én bij de toezichthouder over dit thema.
Een bijkomende vraag die enkele instellingen opwierpen, is of de huidige manieren van het waarderen van een bedrijf wel de juiste zijn. Sommige instellingen zien marktwaardering als een belemmering, omdat het onvoldoende lange–termijn-ontwikkelingen als de energietransitie zou reflecteren. Anderen, inclusief DNB, zien marktwaardering niet als een probleem. Volgens hen geeft die wel de juiste waarde weer, gegeven alle informatie die vandaag de dag beschikbaar is. Wanneer marktpartijen verwachtingen hebben over bepaalde lange-termijn-ontwikkelingen zijn markten namelijk wel degelijk in staat dit in de waarde van vandaag te verwerken.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.