Kinderen nonchalanter met pinnen en pincode
Meer kinderen pinnen zelfstandig, maar gaan minder veilig met hun pincode om dan vijf jaar geleden. Dat blijkt uit het Kinderonderzoek 2018 van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud).
Zo is het percentage kinderen vanaf 10 jaar dat zelfstandig pint, gestegen van 17 naar 31 procent, maar het percentage dat de pincode uit het hoofd kent, is met 16 procent gedaald. Ouders weten bovendien minder zeker of hun kind veilig pint. In 2013 wist nog 90 procent van hen dat niemand kon meekijken als hun kind pinde, nu is dat 72 procent. Het Nibud vindt dit een zorgwekkende ontwikkeling. Veilig met geld kunnen omgaan is een vereiste voor het voorkomen van financiële problemen.
Van de kinderen van 10 jaar en ouder heeft drie kwart een bankrekening. Bijna de helft van hen heeft geen pinpas, van de andere helft heeft bijna 40 procent de pas geactiveerd. De belangrijkste reden van ouders om kinderen niet te laten pinnen is dat ze nog te jong zijn. Het Nibud vindt het belangrijk dat kinderen vanaf 10 jaar gaan leren pinnen omdat zij bijvoorbeeld op de middelbare school vaak al niets meer zonder pinpas kunnen kopen. Vanaf dat moment moeten zij zelfstandig en veilig met de pas kunnen omgaan.
Slechts 16 procent van de ouders kijkt samen met hun kind naar bij- en afschrijvingen. Bij kinderen van 10 jaar en ouder is dat meer: bijna een kwart. Slechts 9 procent van de 10-plussers houdt uit zichzelf de afschrijvingen in de gaten. Het Nibud vindt het belangrijk dat kinderen leren dat het kijken naar bij- en afschrijvingen hoort bij het hebben van een bankrekening. ‘Het helpt hen bij het leren overzicht te houden over hun inkomsten en uitgaven, iets wat onmisbaar is voor het in balans houden van je financiën. Hier ligt primair een rol voor de ouders en kunnen banken hen helpen door de gegevens voor kinderen toegankelijker te maken,’ zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart. Nu hebben kinderen tussen 10 en 12 jaar nog weinig mogelijkheden om hun saldo online te checken.
Net als in 2013 krijgt ook nu een derde van de kinderen geen zakgeld. Eén van de belangrijkste redenen om geen zakgeld te geven, is dat het kind geen eigen geld nodig heeft. Zakgeld kan voor kinderen echter een van de manieren zijn om zich spelenderwijs bewust te worden van de waarde van geld. Bijna 1 op de 10 ouders zegt geen geld te hebben om zakgeld te geven. Bij de kinderen van 10 jaar en ouder is dat bijna een vijfde.
In het Kinderonderzoek ziet het Nibud dat kinderen van ouders die sparen belangrijk vinden vaker sparen dan kinderen met ouders die dat niet belangrijk vinden (62 tegen 52 procent). Kinderen die wel eens betaalde klusjes doen, maken vaker een spaarplan. Ruim een kwart van de ouders heeft nog nooit over het maken van een spaarplan nagedacht, vijf jaar geleden was dat nog een vijfde. Als onderdeel van de financiële opvoeding is het belangrijk dat kinderen leren dat het nodig is om geld opzij te zetten om grotere of onverwachte uitgaven te kunnen betalen.
Zo is het percentage kinderen vanaf 10 jaar dat zelfstandig pint, gestegen van 17 naar 31 procent, maar het percentage dat de pincode uit het hoofd kent, is met 16 procent gedaald. Ouders weten bovendien minder zeker of hun kind veilig pint. In 2013 wist nog 90 procent van hen dat niemand kon meekijken als hun kind pinde, nu is dat 72 procent. Het Nibud vindt dit een zorgwekkende ontwikkeling. Veilig met geld kunnen omgaan is een vereiste voor het voorkomen van financiële problemen.
Van de kinderen van 10 jaar en ouder heeft drie kwart een bankrekening. Bijna de helft van hen heeft geen pinpas, van de andere helft heeft bijna 40 procent de pas geactiveerd. De belangrijkste reden van ouders om kinderen niet te laten pinnen is dat ze nog te jong zijn. Het Nibud vindt het belangrijk dat kinderen vanaf 10 jaar gaan leren pinnen omdat zij bijvoorbeeld op de middelbare school vaak al niets meer zonder pinpas kunnen kopen. Vanaf dat moment moeten zij zelfstandig en veilig met de pas kunnen omgaan.
Slechts 16 procent van de ouders kijkt samen met hun kind naar bij- en afschrijvingen. Bij kinderen van 10 jaar en ouder is dat meer: bijna een kwart. Slechts 9 procent van de 10-plussers houdt uit zichzelf de afschrijvingen in de gaten. Het Nibud vindt het belangrijk dat kinderen leren dat het kijken naar bij- en afschrijvingen hoort bij het hebben van een bankrekening. ‘Het helpt hen bij het leren overzicht te houden over hun inkomsten en uitgaven, iets wat onmisbaar is voor het in balans houden van je financiën. Hier ligt primair een rol voor de ouders en kunnen banken hen helpen door de gegevens voor kinderen toegankelijker te maken,’ zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart. Nu hebben kinderen tussen 10 en 12 jaar nog weinig mogelijkheden om hun saldo online te checken.
Net als in 2013 krijgt ook nu een derde van de kinderen geen zakgeld. Eén van de belangrijkste redenen om geen zakgeld te geven, is dat het kind geen eigen geld nodig heeft. Zakgeld kan voor kinderen echter een van de manieren zijn om zich spelenderwijs bewust te worden van de waarde van geld. Bijna 1 op de 10 ouders zegt geen geld te hebben om zakgeld te geven. Bij de kinderen van 10 jaar en ouder is dat bijna een vijfde.
In het Kinderonderzoek ziet het Nibud dat kinderen van ouders die sparen belangrijk vinden vaker sparen dan kinderen met ouders die dat niet belangrijk vinden (62 tegen 52 procent). Kinderen die wel eens betaalde klusjes doen, maken vaker een spaarplan. Ruim een kwart van de ouders heeft nog nooit over het maken van een spaarplan nagedacht, vijf jaar geleden was dat nog een vijfde. Als onderdeel van de financiële opvoeding is het belangrijk dat kinderen leren dat het nodig is om geld opzij te zetten om grotere of onverwachte uitgaven te kunnen betalen.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.