maandag 20 mei 2019

Rabobank: Gemiddelde koopstarter komt een ton te kort voor doorsnee huis

Ondanks de huidige hoge huizenprijzen heeft de helft van de jongvolwassenen met een verhuiswens nog steeds een voorkeur voor kopen. Toch nam hun aandeel in de totale woningverkopen afgelopen kwartaal opnieuw af, vooral bij appartementen. Het blijkt voor aspirant-starters momenteel in elke provincie van ons land lastig om de gemiddelde verkoopprijs te betalen zonder naast de hypotheek eigen vermogen in te leggen. Dat schrijven economen van de Rabobank in hun Kwartaalbericht Woningmarkt.

Door het schaarse aanbod van huizen en de oplopende huur- en koopprijzen zijn er grote zorgen over de kansen van jongvolwassenen op een betaalbaar huis. Huizenmarkteconoom Carola de Groot van Rabobank: “Ze zijn te rijk voor een sociale huurwoning, maar te arm voor een huis in de vrije huursector. Van de huishoudens jonger dan 35 jaar met verhuisplannen gaf in 2018 46 procent aan het liefst voor een koophuis te willen gaan. De hoge koopprijzen lijken hen dus niet af te schrikken.”

Het is de vraag of 35-minners erin slagen de stap naar koop te maken. De Groot: “Als we de gemiddelde verkoopprijs confronteren met de gemiddelde maximale hypotheek die aspirant-koopstarters kunnen krijgen, dan blijkt dat het in alle provincies lastig is om de gemiddelde verkoopprijs te betalen. Er is dan eigen vermogen nodig naast de hypotheek om een woning met een gemiddelde verkoopprijs te kunnen kopen. Zo kunnen jongvolwassenen die in de provincie Utrecht willen kopen, gemiddeld net geen 225.000 euro lenen. Maar gemiddeld wordt een huis binnen die provincie voor ruim 260.000 euro verkocht. In Noord-Holland is de verdeling nog schever: op basis van het gemiddelde inkomen kunnen aspirant-koopstarters slechts 58 procent lenen van de gemiddelde verkoopprijs, ondanks het relatief hoge inkomen in die regio. In Groningen en Limburg is de verdeling minder scheef. Zo kunnen aspirant-koopstarters die in Limburg een huis willen kopen gemiddeld 70 procent lenen van de gemiddelde verkoopprijs. Het verst komen aspirant-koopstarters die in Zuid-Holland willen kopen: door de relatief hoge inkomens maar de –vergeleken met de rest van de Randstad– bescheiden gemiddelde verkoopprijs ligt de gemiddelde leencapaciteit rond de 74 procent.”

Voor het eerst in ruim vier jaar is het vertrouwen in de woningmarkt weer negatief. En ondanks een kleine opleving in het afgelopen kwartaal vindt nog maar twee op de tien Nederlanders het momenteel een (zeer) gunstige tijd om een huis te kopen. In het tweede kwartaal van 2016 gold dat nog voor zes op de tien Nederlanders. Bovendien stijgen de huizenprijzen minder hard dan in eerdere kwartalen. Cijfers van makelaarsvereniging NVM wijzen er daarnaast op dat er in sommige regio’s –waaronder Amsterdam– ook meer valt te kiezen en dat het aantal overbiedingen licht daalt. De Groot: “De Nederlandse economie groeit nog altijd en de werkloosheid is bijzonder laag, net als de hypotheekrente. Daarom verwachten we dat de prijzen dit jaar blijven stijgen, zij het met een gemiddelde groei van 6 procent minder hard dan in de afgelopen jaren. Wel is deze prognose sinds ons laatste Kwartaalbericht wat onzekerder geworden. Er zijn namelijk signalen dat de prijsgroei mogelijk sneller afvlakt dan nu door ons voorzien. In 2020 zullen de huizenprijzen naar verwachting nog minder hard stijgen. Ook het aantal verkochte woningen daalt. We verwachten dit jaar 205.000 transacties, zo’n 6 procent minder dan in 2018.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.