Dekkingsgraad pensioenen gaat flink onderuit in mei
De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in mei teruggevallen van 107 naar 104 procent. Na de lichte stijging in april, is de rente verder teruggelopen en ook de aandelenbeurzen noteerden verliezen in mei. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, is in mei van 108 procent gezakt naar 107 procent
Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risk, retirement en health, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, daalde in mei van 108 naar 107 procent. Deze dekkingsgraad is hoger dan het wettelijk vereiste minimum van 104,3 procent, maar een aantal fondsen zit daar nog onder. De beleidsdekkingsgraad zal de komende maanden nog verder teruglopen omdat de hogere dekkingsgraden van de eerste helft van 2018 dan niet meer worden meegewogen voor dit gemiddelde. Mogelijke kortingen aan het einde van 2019 en 2020 zijn daardoor niet van de baan. Sterker nog, met de flinke keldering in mei worden kortingen een steeds meer realistisch scenario.
In mei is de rente, na de stijging in april, verder gedaald. De rente daalde gemiddeld met meer dan 10 basispunten. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, dempte het effect van de dalende rente enigszins en bleef stabiel op 2,3%. Door de rentedaling nam de waarde van de verplichtingen per saldo met ruim 2% toe.
Het vermogen van pensioenfondsen is in mei gedaald. Het in januari ingezette herstel op de financiële markten kwam in mei tot een kentering. Het sentiment op de financiële markten verslechterde door tegenvallende cijfers, het aftreden van May waardoor de kans op een harde brexit groter wordt en met name door Trump, die met de boycot van het Chinese bedrijf Huawei de onderhandelingen over een handelsakkoord met China op scherp zette. De onzekerheid onder de beleggers nam hierdoor toe. De aandelen van ontwikkelde markten daalden 4,2% en die van opkomende markten namen zelfs 6,9% af. Credits en high yield lieten kleine minnen zien vanwege een oplopend kredietrisico. Door de gedaalde rente nam de waarde op langlopende staatsobligaties toe en steeg de vastrentende waardenportefeuille op totaalniveau met 1,7 procent. Per saldo daalde portefeuille met 0,4 procent in waarde.
Met de recente stakingen worden de onderhandeling over een nieuw pensioenstelsel op scherp gezet. Daarnaast laten de dalende dekkingsgraad en de dreigende kortingen de urgentie zien dat er ook echt snel goede afspraken nodig zijn. Ondertussen ontstaan allerlei initiatieven in de polder.
De vakbonden eisen een bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar. Daarnaast willen de bonden een oplossing voor de zware beroepen en de zzp’ers. Deze punten kunnen niet los gezien worden van de rekenrente van het nieuwe contract. Van alle kanten is de roep te horen voor een andere, hogere, rekenrente. Zelfs vanuit de beroepsgroep zelf kwam deze week het bericht dat zij het onderscheid tussen de rentes die pensioenfondsen en de (hogere) rentes die verzekeraars hanteren onlogisch vindt. Tot nu toe heeft Koolmees vastgehouden aan de risicovrije rente met de bijbehorende UFR. Hij heeft nu echter wel beloofd dat de AOW-leeftijd, ook op de langere termijn, minder snel zal stijgen. Hij hoopt zo de bonden weer aan tafel te krijgen.
Vanuit een Europese blik bekeken, zit Nederland wat betreft pensioenen aan de prudente kant. De maatstaf voor het financieren van pensioenregelingen bij pensioenfondsen buiten Nederland is veelal hoger. Dit heeft te maken met het feit dat het wordt gebaseerd op verwachte rendementen op de beleggingen, een hogere rente op de lange termijn of het rendement op bedrijfsobligaties. In Nederland daarentegen wordt strikt vastgehouden aan een lage rekenrente voor een hele lange termijn, die door pensioenfondsen in Nederland gehanteerd moet worden.
Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risk, retirement en health, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, daalde in mei van 108 naar 107 procent. Deze dekkingsgraad is hoger dan het wettelijk vereiste minimum van 104,3 procent, maar een aantal fondsen zit daar nog onder. De beleidsdekkingsgraad zal de komende maanden nog verder teruglopen omdat de hogere dekkingsgraden van de eerste helft van 2018 dan niet meer worden meegewogen voor dit gemiddelde. Mogelijke kortingen aan het einde van 2019 en 2020 zijn daardoor niet van de baan. Sterker nog, met de flinke keldering in mei worden kortingen een steeds meer realistisch scenario.
In mei is de rente, na de stijging in april, verder gedaald. De rente daalde gemiddeld met meer dan 10 basispunten. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, dempte het effect van de dalende rente enigszins en bleef stabiel op 2,3%. Door de rentedaling nam de waarde van de verplichtingen per saldo met ruim 2% toe.
Het vermogen van pensioenfondsen is in mei gedaald. Het in januari ingezette herstel op de financiële markten kwam in mei tot een kentering. Het sentiment op de financiële markten verslechterde door tegenvallende cijfers, het aftreden van May waardoor de kans op een harde brexit groter wordt en met name door Trump, die met de boycot van het Chinese bedrijf Huawei de onderhandelingen over een handelsakkoord met China op scherp zette. De onzekerheid onder de beleggers nam hierdoor toe. De aandelen van ontwikkelde markten daalden 4,2% en die van opkomende markten namen zelfs 6,9% af. Credits en high yield lieten kleine minnen zien vanwege een oplopend kredietrisico. Door de gedaalde rente nam de waarde op langlopende staatsobligaties toe en steeg de vastrentende waardenportefeuille op totaalniveau met 1,7 procent. Per saldo daalde portefeuille met 0,4 procent in waarde.
Met de recente stakingen worden de onderhandeling over een nieuw pensioenstelsel op scherp gezet. Daarnaast laten de dalende dekkingsgraad en de dreigende kortingen de urgentie zien dat er ook echt snel goede afspraken nodig zijn. Ondertussen ontstaan allerlei initiatieven in de polder.
De vakbonden eisen een bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar. Daarnaast willen de bonden een oplossing voor de zware beroepen en de zzp’ers. Deze punten kunnen niet los gezien worden van de rekenrente van het nieuwe contract. Van alle kanten is de roep te horen voor een andere, hogere, rekenrente. Zelfs vanuit de beroepsgroep zelf kwam deze week het bericht dat zij het onderscheid tussen de rentes die pensioenfondsen en de (hogere) rentes die verzekeraars hanteren onlogisch vindt. Tot nu toe heeft Koolmees vastgehouden aan de risicovrije rente met de bijbehorende UFR. Hij heeft nu echter wel beloofd dat de AOW-leeftijd, ook op de langere termijn, minder snel zal stijgen. Hij hoopt zo de bonden weer aan tafel te krijgen.
Vanuit een Europese blik bekeken, zit Nederland wat betreft pensioenen aan de prudente kant. De maatstaf voor het financieren van pensioenregelingen bij pensioenfondsen buiten Nederland is veelal hoger. Dit heeft te maken met het feit dat het wordt gebaseerd op verwachte rendementen op de beleggingen, een hogere rente op de lange termijn of het rendement op bedrijfsobligaties. In Nederland daarentegen wordt strikt vastgehouden aan een lage rekenrente voor een hele lange termijn, die door pensioenfondsen in Nederland gehanteerd moet worden.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.