Kleinere banken winnen aandeel op de bancaire hypotheekmarkt
Banken zijn nog altijd de grootste hypotheekverstrekkers van Nederland. De concentratie van het Nederlandse bankwezen is traditiegetrouw relatief hoog, enkele grote spelers zijn dominant, zo ook in de bancaire hypotheekmarkt. Desalniettemin hebben de kleinere banken de laatste jaren aan marktaandeel gewonnen, en is de concentratie afgenomen.
In het eerste kwartaal van dit jaar hadden Nederlandse huishoudens een hypotheekschuld van 715 miljard euro, een lichte toename (1 procent) ten opzichte van een jaar eerder. Hoewel andere niet-bancaire partijen zoals verzekeraars, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen steeds actiever zijn geworden op de hypotheekmarkt, is het aandeel van de verschillende spelers op de markt de laatste jaren wat gestabiliseerd. De bankensector heeft nog altijd verreweg de meeste hypothecaire leningen aan huishoudens op de balans. Als men de hypotheken die banken naar andere partijen hebben verplaatst (zogenoemde securitisaties) optelt bij de hypotheken die op de bankbalans staan, dan wordt zo’n driekwart van de Nederlandse hypotheekschuld (EUR 527 miljard) verstrekt door de bankensector.
Binnen de bankensector worden de hypothecaire leningen traditioneel verstrekt door een relatief klein aantal banken. Desalniettemin vertoont de concentratie van de hypotheken binnen de sector niet altijd een stabiel patroon.
Het aandeel van de kleinere banken (met een balans tussen 10 en 50 miljard) is de laatste jaren toegenomen, ten koste van het aandeel van de grote banken (met een balans van meer dan 50 miljard). Deze ontwikkeling kan meerdere oorzaken hebben. De afgenomen verschillen in de hypotheekrente tussen de grootbanken en de overige banken bijvoorbeeld. In het verleden hebben de grootbanken nieuwe hypotheken aangeboden tegen een gemiddeld lagere hypotheekrente dan de kleinere banken. Grootbanken beschikten over relatief veel spaarmiddelen en hadden bovendien de beschikking over alternatieve financieringsbronnen op de kapitaalmarkt die over het algemeen goedkoper waren dan spaargeld van huishoudens. De kleinere banken zijn meer aangewezen op het relatief duurdere en schaarsere spaargeld, dat heeft zijn weerslag gehad op de hypotheekrente.
Echter, vanaf 2014 zijn de verschillen in de hypotheekrente tussen de grootbanken en de kleinere banken sterk teruggelopen. Op dit moment ligt de gemiddelde hypotheekrente in rekening gebracht door de kleinere banken zelfs zo’n zes basispunten onder die van de grootbanken. Als wordt gecorrigeerd voor veranderingen in de rentevaste periode van hypotheken, aangezien korte rentevaste perioden per definitie een lagere rente hebben, dan is het verschil van bijna 20 basispunten nog meer uitgesproken.
In het eerste kwartaal van dit jaar hadden Nederlandse huishoudens een hypotheekschuld van 715 miljard euro, een lichte toename (1 procent) ten opzichte van een jaar eerder. Hoewel andere niet-bancaire partijen zoals verzekeraars, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen steeds actiever zijn geworden op de hypotheekmarkt, is het aandeel van de verschillende spelers op de markt de laatste jaren wat gestabiliseerd. De bankensector heeft nog altijd verreweg de meeste hypothecaire leningen aan huishoudens op de balans. Als men de hypotheken die banken naar andere partijen hebben verplaatst (zogenoemde securitisaties) optelt bij de hypotheken die op de bankbalans staan, dan wordt zo’n driekwart van de Nederlandse hypotheekschuld (EUR 527 miljard) verstrekt door de bankensector.
Binnen de bankensector worden de hypothecaire leningen traditioneel verstrekt door een relatief klein aantal banken. Desalniettemin vertoont de concentratie van de hypotheken binnen de sector niet altijd een stabiel patroon.
Het aandeel van de kleinere banken (met een balans tussen 10 en 50 miljard) is de laatste jaren toegenomen, ten koste van het aandeel van de grote banken (met een balans van meer dan 50 miljard). Deze ontwikkeling kan meerdere oorzaken hebben. De afgenomen verschillen in de hypotheekrente tussen de grootbanken en de overige banken bijvoorbeeld. In het verleden hebben de grootbanken nieuwe hypotheken aangeboden tegen een gemiddeld lagere hypotheekrente dan de kleinere banken. Grootbanken beschikten over relatief veel spaarmiddelen en hadden bovendien de beschikking over alternatieve financieringsbronnen op de kapitaalmarkt die over het algemeen goedkoper waren dan spaargeld van huishoudens. De kleinere banken zijn meer aangewezen op het relatief duurdere en schaarsere spaargeld, dat heeft zijn weerslag gehad op de hypotheekrente.
Echter, vanaf 2014 zijn de verschillen in de hypotheekrente tussen de grootbanken en de kleinere banken sterk teruggelopen. Op dit moment ligt de gemiddelde hypotheekrente in rekening gebracht door de kleinere banken zelfs zo’n zes basispunten onder die van de grootbanken. Als wordt gecorrigeerd voor veranderingen in de rentevaste periode van hypotheken, aangezien korte rentevaste perioden per definitie een lagere rente hebben, dan is het verschil van bijna 20 basispunten nog meer uitgesproken.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.