Spaarders die meer belasting betaalden over hun spaargeld dan dat zij daar rendement op behaalden, blijven in onzekerheid over een mogelijke compensatie. Hans Vijlbrief, staatssecretaris van Financiƫn, overweegt moeilijk te verenigen adviezen over de vermogensrendementsheffing. Peter Kavelaars, Professor of Economics of Taxation at Erasmus School of Economics, geeft zijn mening over de kwestie.
In een arrest uit juni 2019 stelt de Hoge Raad dat het veilig te behalen rendement in de jaren 2013-2016 ten minste 1,2 procent moest bedragen. Een opbrengst onder de 1,2 procent gecombineerd met een belasting van 30 procent over een verondersteld rendement van 4 procent, zoals dat er in box 3 tot 2017 uitzag, betekende namelijk dat belastingplichtigen inteerden op hun vermogen, wat een schending is van het Europese eigendomsrecht.
Een commissie van drie onafhankelijke deskundigen raadt Vijlbrief aan spaarders te compenseren die in de periode 2013-2016 meer belasting betaalden dan dat zij rendement behaalden op hun spaargeld. Het Centraal Planbureau (CBP) geeft echter aan niet eenduidig vast te kunnen stellen hoeveel rendement belastingbetalers in de bewuste periode konden behalen zonder het risico te lopen spaargeld te verliezen. De aanwijzingen die de Hoge Raad en het Gerechtshof Den Haag hiervoor hebben gegeven, laten volgens het CBP wel ruimte voor alternatieve berekeningen.
Ook Kavelaars meent dat Vijlbrief spaarders moet compenseren op basis van de CPB-berekeningen. Hij noemt het echter ‘raar’ dat de hoogste belastingrechter 1,2 procent als minimum heeft gesteld. Volgens hem zou de maatstaf 4 procent moeten zijn en die wordt niet gehaald.
Kavelaars was zelf lid van de commissie-Van Dijkhuizen die in 2013 al adviseerden box 3 te herzien, omdat het veronderstelde rendement van 4 procent toen al niet haalbaar bleek te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.