De Nederlandsche Bank heeft op 18 december 2019 aan Aegon Bank een aanwijzing gegeven. AEB had verschillende bepalingen uit de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Besluit prudentiƫle regels Wft (Bpr) overtreden ten aanzien van haar portefeuille consumenten- en MKB-leningen.
AEB geen adequaat beleid heeft gevoerd dat haar in staat stelt rente- en kredietrisico’s met betrekking tot leningen die door lending platforms zijn gegenereerd, te beheersen. Op deze platforms worden vragers en aanbieders van krediet via een website bij elkaar gebracht om leningen aan te gaan.
Daarnaast heeft DNB vastgesteld dat AEB bovengenoemd artikel heeft overtreden, doordat de interne controlefunctie van AEB het jaarlijkse audit plan onvoldoende heeft afgestemd op de door AEB opgestelde risicotaxonomie.
AEB heeft tegen de aanwijzing bezwaar gemaakt en is tegen de beslissing op bezwaar van DNB in beroep gegaan. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze beslissing op bezwaar op 7 mei 2021 ongegrond verklaard.
AEB heeft tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld. Met het verstrijken van zes weken sinds de uitspraak in beroep, is de termijn voor het instellen van hoger beroep verstreken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.