Pensioenfonds PME verkoopt 286 miljoen aan fossiele beleggingen
Eén van de grootste pensioenfondsen van Nederland PME (metaal- en technologische industrie) zet 286 miljoen aan fossiele beleggingen van 29 bedrijven in de verkoop naar aanleiding van onderzoek van journalistiek platform Pointer (KRO-NCRV).
Het gaat om 230 miljoen aan steenkool-beleggingen en 56 miljoen aan beleggingen in gas- en oliewinning. PME beloofde in 2018 al kolenvrij te zijn en zei in 2021 alle fossiele beleggingen te hebben verkocht. Maar na analyses van Pointer bleken er nog steeds bedrijven die fossiele energie winnen in de portefeuilles te zitten.
Pointer legde fossiele aandelen en obligaties van 10 grote pensioenfondsen naast een lijst met kolenbedrijven, de Global Coal Exit List van de NGO Urgewald. In deze lijst worden bedrijven opgenomen die voor een belangrijk deel in de bruin- en steenkoolindustrie zitten, bedoeld om energie mee op te wekken. Uit de analyse van Pointer blijkt dat PGB, het pensioenfonds voor de sociale sector, met 4.689 euro per pensioendeelnemer en -ontvanger het fonds is met de meeste fossiele beleggingen. ABP (4130 euro per deelnemer) en bpfBOUW (3.371 euro per deelnemer) staan op plek twee en drie.
PME staat op de zesde plek met 2.427 euro per deelnemer, terwijl het in 2018 als één van de eerste pensioenfondsen aankondigde dat het “kolenvrij” zou zijn. Maar ze investeert onder meer in Glencore, de derde grootste steenkoolproducent ter wereld. Naast PME deden ook ABP en PHENC beloftes om hun fossiele aandelen te verkopen. ABP verwacht in 2023 ‘fossielvrij’ te zijn, maar belegt nog met 4.689 euro per pensioendeelnemer en -ontvanger in fossiele industrie. De rest van de grote pensioenfondsen zien meer heil in hun rol als kritisch aandeelhouder van fossiele bedrijven.
PME reageert verrast op de bevindingen, maar had het kunnen weten. PME baseert zich namelijk op databases als die van financiële dienstverlener Bloomberg. Daarin telt een bedrijf pas als steenkoolproducent als het meer dan 50 procent van de omzet uit steenkool haalt. Door deze zogenoemde sectorindeling kan het voorkomen dat enorme mijnbouwbedrijven als Glencore, dat 9 procent van de omzet uit steenkool haalt, er tussendoor glippen, en niet worden uitgesloten. Intern beleid van PME stelt dat alleen steenkoolbedrijven worden uitgesloten die voor het grootste deel van hun activiteiten steenkool produceren of meer dan 30 procent van elektriciteit uit steenkool halen. Maar dat is niet wat het fonds destijds beloofde in Dagblad Trouw en op hun uitsluitingspagina.
Het gaat om 230 miljoen aan steenkool-beleggingen en 56 miljoen aan beleggingen in gas- en oliewinning. PME beloofde in 2018 al kolenvrij te zijn en zei in 2021 alle fossiele beleggingen te hebben verkocht. Maar na analyses van Pointer bleken er nog steeds bedrijven die fossiele energie winnen in de portefeuilles te zitten.
Pointer legde fossiele aandelen en obligaties van 10 grote pensioenfondsen naast een lijst met kolenbedrijven, de Global Coal Exit List van de NGO Urgewald. In deze lijst worden bedrijven opgenomen die voor een belangrijk deel in de bruin- en steenkoolindustrie zitten, bedoeld om energie mee op te wekken. Uit de analyse van Pointer blijkt dat PGB, het pensioenfonds voor de sociale sector, met 4.689 euro per pensioendeelnemer en -ontvanger het fonds is met de meeste fossiele beleggingen. ABP (4130 euro per deelnemer) en bpfBOUW (3.371 euro per deelnemer) staan op plek twee en drie.
PME staat op de zesde plek met 2.427 euro per deelnemer, terwijl het in 2018 als één van de eerste pensioenfondsen aankondigde dat het “kolenvrij” zou zijn. Maar ze investeert onder meer in Glencore, de derde grootste steenkoolproducent ter wereld. Naast PME deden ook ABP en PHENC beloftes om hun fossiele aandelen te verkopen. ABP verwacht in 2023 ‘fossielvrij’ te zijn, maar belegt nog met 4.689 euro per pensioendeelnemer en -ontvanger in fossiele industrie. De rest van de grote pensioenfondsen zien meer heil in hun rol als kritisch aandeelhouder van fossiele bedrijven.
PME reageert verrast op de bevindingen, maar had het kunnen weten. PME baseert zich namelijk op databases als die van financiële dienstverlener Bloomberg. Daarin telt een bedrijf pas als steenkoolproducent als het meer dan 50 procent van de omzet uit steenkool haalt. Door deze zogenoemde sectorindeling kan het voorkomen dat enorme mijnbouwbedrijven als Glencore, dat 9 procent van de omzet uit steenkool haalt, er tussendoor glippen, en niet worden uitgesloten. Intern beleid van PME stelt dat alleen steenkoolbedrijven worden uitgesloten die voor het grootste deel van hun activiteiten steenkool produceren of meer dan 30 procent van elektriciteit uit steenkool halen. Maar dat is niet wat het fonds destijds beloofde in Dagblad Trouw en op hun uitsluitingspagina.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.