Analyse eerdere belastinghervormingen voorspelt weinig goeds voor box 3
Wat maakt dat sommige ingrijpende belastinghervormingen succesvol zijn en andere een mislukking? Die vraag beantwoordt Peter Essers, hoogleraar belastingrecht aan Tilburg University en oud-senator voor het CDA, ter gelegenheid van zijn afscheidsrede.
In het onderzoek heeft Peter Essers de ‘moeder van alle moderne hervormingen’, de Franse Revolutie, tot uitgangspunt genomen en de lessen daarvan gebruikt ter beoordeling van de belastinghervorming tijdens de Duitse bezetting van Nederland, de Wet investeringsrekening (WIR) uit 1978 met het beruchte WIR-weekend als finale en ten slotte van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het bijzonder box 3, die na het ‘Kerstarrest’ van de Hoge Raad uit 2021 dringend aan hervorming toe is.
Essers komt tot een aantal factoren die bijdragen aan het succes van belastinghervormingen. Daartoe behoren de noodzaak van een grondige analyse van de aan de hervorming ten grondslag liggende frustraties en de eerbiediging van het eeuwenoude beginsel van ‘No Taxation without Representation’, geen belastingheffing zonder een wet, goedgekeurd door de wettelijke vertegenwoordigers van de burgers.
Andere voorwaarden zijn een adequaat functionerende belastingdienst en een goed samenspel tussen de drie machten wetgeving, uitvoering en rechterlijke macht. Belangrijk is ook dat er maatschappelijke overeenstemming is via een ‘sociaal contract’ over welke ongelijkheden de belastinghervorming wil bestrijden, maar ook over welke ongelijkheden men wenst te accepteren of zelfs bevorderen. Dit is nodig omdat anders wrok en jaloezie de belastinghervormingen zullen bedreigen die ongelijkheden moeten wegnemen.
Naast een goed functionerend stelsel van rechtsbescherming is er ook een zekere mate van fascinatie en enthousiasme bij politici en ambtenaren over de geplande belastinghervorming noodzakelijk, zonder dat dit ten koste gaat van hun vermogen om kritisch te blijven op de voorgenomen maatregelen en op de aanwezigheid van voldoende draagvlak voor de hervorming bij de burgers. Zeer belangrijk is ten slotte dat niet ‘tijdelijk’ (in de zin van ‘dat zullen we later wel oplossen’) wordt geaccepteerd dat obstakels en onrecht als gevolg van de hervormingen ontstaan, zoals een te grote bureaucratie of het negeren van inflatie. Uiteindelijk komt dit altijd als een boemerang terug.
Essers is met inachtneming van deze factoren sceptisch over de slagingskansen van de door demissionair staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst aangekondigde en deels reeds ingezette hervorming van box 3 voor de periode tot 2027 en daarna in de richting van een vermogensaanwasbelasting als regel. Daarbij is hij vooral kritisch op de rol van de wetgever en van de Hoge Raad bij het ontstaan van de huidige impasse, door hem aangeduid als een ‘Catch-22 situatie’ tussen de Hoge Raad, de wetgever en de Belastingdienst.
In het onderzoek heeft Peter Essers de ‘moeder van alle moderne hervormingen’, de Franse Revolutie, tot uitgangspunt genomen en de lessen daarvan gebruikt ter beoordeling van de belastinghervorming tijdens de Duitse bezetting van Nederland, de Wet investeringsrekening (WIR) uit 1978 met het beruchte WIR-weekend als finale en ten slotte van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het bijzonder box 3, die na het ‘Kerstarrest’ van de Hoge Raad uit 2021 dringend aan hervorming toe is.
Essers komt tot een aantal factoren die bijdragen aan het succes van belastinghervormingen. Daartoe behoren de noodzaak van een grondige analyse van de aan de hervorming ten grondslag liggende frustraties en de eerbiediging van het eeuwenoude beginsel van ‘No Taxation without Representation’, geen belastingheffing zonder een wet, goedgekeurd door de wettelijke vertegenwoordigers van de burgers.
Andere voorwaarden zijn een adequaat functionerende belastingdienst en een goed samenspel tussen de drie machten wetgeving, uitvoering en rechterlijke macht. Belangrijk is ook dat er maatschappelijke overeenstemming is via een ‘sociaal contract’ over welke ongelijkheden de belastinghervorming wil bestrijden, maar ook over welke ongelijkheden men wenst te accepteren of zelfs bevorderen. Dit is nodig omdat anders wrok en jaloezie de belastinghervormingen zullen bedreigen die ongelijkheden moeten wegnemen.
Naast een goed functionerend stelsel van rechtsbescherming is er ook een zekere mate van fascinatie en enthousiasme bij politici en ambtenaren over de geplande belastinghervorming noodzakelijk, zonder dat dit ten koste gaat van hun vermogen om kritisch te blijven op de voorgenomen maatregelen en op de aanwezigheid van voldoende draagvlak voor de hervorming bij de burgers. Zeer belangrijk is ten slotte dat niet ‘tijdelijk’ (in de zin van ‘dat zullen we later wel oplossen’) wordt geaccepteerd dat obstakels en onrecht als gevolg van de hervormingen ontstaan, zoals een te grote bureaucratie of het negeren van inflatie. Uiteindelijk komt dit altijd als een boemerang terug.
Essers is met inachtneming van deze factoren sceptisch over de slagingskansen van de door demissionair staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst aangekondigde en deels reeds ingezette hervorming van box 3 voor de periode tot 2027 en daarna in de richting van een vermogensaanwasbelasting als regel. Daarbij is hij vooral kritisch op de rol van de wetgever en van de Hoge Raad bij het ontstaan van de huidige impasse, door hem aangeduid als een ‘Catch-22 situatie’ tussen de Hoge Raad, de wetgever en de Belastingdienst.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.