Nederlandse banken en Depositogarantiefonds bereiken mijlpaal
Het Depositogarantiefonds heeft een belangrijke mijlpaal bereikt afgelopen kwartaal. Het fonds, dat kan worden aangesproken om klanten te vergoeden als hun bank failliet gaat, heeft een omvang bereikt van 5 miljard euro. Daarmee voldoet het fonds aan de vereisten van de Europese richtlijn voor depositogarantiestelsels.
Dat bedrag is niet willekeurig gekozen. Het komt overeen met een percentage van 0,8 procent van het totale bedrag dat Nederlanders hebben ondergebracht bij banken en dat in aanmerking komt voor bescherming door de Nederlandse Depositogarantie. De Europese regels bepalen dat het bovengenoemde percentage gehaald moest worden vóór of op 3 juli dit jaar. Dat is gelukt. In andere Europese landen zijn de vergelijkbare fondsen inmiddels ook op het juiste niveau aangevuld.
De opbouwfase van het fonds is hiermee na 8 jaar afgerond. Vanaf nu zullen de banken die eraan hebben bijgedragen alleen nog bijstorten om het fonds op dit niveau te houden. De hoogte van de individuele bankbijdragen hangt af van de omvang van de gegarandeerde tegoeden en het risicoprofiel van de bank.
Uitgaande van een jaarlijkse groei met ongeveer 3,5 procent van de gegarandeerde tegoeden, zouden Nederlandse banken tezamen nog zo’n 175 miljoen euro per jaar moeten bijstorten. In het geval dat het fonds wordt aangesproken, zal het in uiterlijk zes jaar weer gevuld moeten zijn.
Het bestaan van het depositogarantiestelsel (DGS) is cruciaal voor het vertrouwen in het hele financiële stelsel. Rekeninghouders weten dat ze tot 100.000 euro per persoon per bank snel weer over hun geld kunnen beschikken als hun bank failliet gaat. DNB zal dan de vergoeding binnen zeven werkdagen ter beschikking stellen aan gedupeerde rekeninghouders, op een door hen doorgegeven rekeningnummer. Die zekerheid moet hen ervan weerhouden om hun geld weg te halen bij een bank als er zich daar problemen voordoen.
Met de 5 miljard euro die nu in het fonds zit, is er genoeg geld beschikbaar om bij bijna alle Nederlandse banken de gegarandeerde tegoeden direct vanuit het fonds uit te keren in het geval van een bankroet. Niet in alle gevallen zullen banken in faillissement worden afgewikkeld, bijvoorbeeld bij een aantal grootbanken waar het niveau van de gegarandeerde tegoeden hoger ligt dan wat in het fonds zit.
Mocht een van deze grootbanken falen, dan worden andere instrumenten ingezet om de kritische functies van de bank te beschermen. De bank kan bijvoorbeeld worden verkocht of na een herstructurering een herstart maken. Zo houden de klanten toegang tot hun tegoeden. Het fonds hoeft dan niet te worden aangesproken.
Voor het geval een bank failliet gaat en er onvoldoende geld in het fonds zit, heeft het ook alternatieve financieringsmogelijkheden. DNB kan de banken die aan het DGS deelnemen direct om een extra bijdrage vragen. Ook kan het fonds op eigen kracht financiering aantrekken. Zo heeft zij een kredietfaciliteit afgesloten van vier miljard euro bij de Nederlandse grootbanken.
Dat bedrag is niet willekeurig gekozen. Het komt overeen met een percentage van 0,8 procent van het totale bedrag dat Nederlanders hebben ondergebracht bij banken en dat in aanmerking komt voor bescherming door de Nederlandse Depositogarantie. De Europese regels bepalen dat het bovengenoemde percentage gehaald moest worden vóór of op 3 juli dit jaar. Dat is gelukt. In andere Europese landen zijn de vergelijkbare fondsen inmiddels ook op het juiste niveau aangevuld.
De opbouwfase van het fonds is hiermee na 8 jaar afgerond. Vanaf nu zullen de banken die eraan hebben bijgedragen alleen nog bijstorten om het fonds op dit niveau te houden. De hoogte van de individuele bankbijdragen hangt af van de omvang van de gegarandeerde tegoeden en het risicoprofiel van de bank.
Uitgaande van een jaarlijkse groei met ongeveer 3,5 procent van de gegarandeerde tegoeden, zouden Nederlandse banken tezamen nog zo’n 175 miljoen euro per jaar moeten bijstorten. In het geval dat het fonds wordt aangesproken, zal het in uiterlijk zes jaar weer gevuld moeten zijn.
Het bestaan van het depositogarantiestelsel (DGS) is cruciaal voor het vertrouwen in het hele financiële stelsel. Rekeninghouders weten dat ze tot 100.000 euro per persoon per bank snel weer over hun geld kunnen beschikken als hun bank failliet gaat. DNB zal dan de vergoeding binnen zeven werkdagen ter beschikking stellen aan gedupeerde rekeninghouders, op een door hen doorgegeven rekeningnummer. Die zekerheid moet hen ervan weerhouden om hun geld weg te halen bij een bank als er zich daar problemen voordoen.
Met de 5 miljard euro die nu in het fonds zit, is er genoeg geld beschikbaar om bij bijna alle Nederlandse banken de gegarandeerde tegoeden direct vanuit het fonds uit te keren in het geval van een bankroet. Niet in alle gevallen zullen banken in faillissement worden afgewikkeld, bijvoorbeeld bij een aantal grootbanken waar het niveau van de gegarandeerde tegoeden hoger ligt dan wat in het fonds zit.
Mocht een van deze grootbanken falen, dan worden andere instrumenten ingezet om de kritische functies van de bank te beschermen. De bank kan bijvoorbeeld worden verkocht of na een herstructurering een herstart maken. Zo houden de klanten toegang tot hun tegoeden. Het fonds hoeft dan niet te worden aangesproken.
Voor het geval een bank failliet gaat en er onvoldoende geld in het fonds zit, heeft het ook alternatieve financieringsmogelijkheden. DNB kan de banken die aan het DGS deelnemen direct om een extra bijdrage vragen. Ook kan het fonds op eigen kracht financiering aantrekken. Zo heeft zij een kredietfaciliteit afgesloten van vier miljard euro bij de Nederlandse grootbanken.
Geen opmerkingen:
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.