Nederlandse pensioenfondsen zijn de afgelopen tijd meer in de korte termijn gaan beleggen. Langetermijnbeleggingen zoals aandelen en staatsleningen, maakten plaats voor producten met een looptijd van een paar dagen tot maximaal een jaar. Ook is de spreekwoordelijke spaarpot van pensioenfondsen gegroeid. Dat blijkt uit een analyse(Verwijst naar een externe site) door DNB die deze week in economenvakblad ESB verscheen.
Inmiddels zit ongeveer een tiende van het vermogen dat pensioenfondsen hebben uitstaan in beleggingen met een korte looptijd. Het ging deze zomer om een totaalbedrag van €160 miljard. Bij zulke beleggingen kan je denken aan bedrijfsleningen, maar ook aan derivaten zoals ‘renteswaps’. Dat zijn instrumenten die grote beleggers gebruiken om schokken op de financiĆ«le markten op te vangen.
Verder laten pensioenfondsen in verhouding tot enkele jaren geleden meer geld op de bank staan. Dat geld is direct, of in elk geval heel snel, op te nemen. Dit in tegenstelling tot vermogen dat in aandelen of andere producten is gestoken. Pensioenfondsen houden meer direct opneembaar vermogen achter de hand als onderpand voor de eerder benoemde derivatenbeleggingen.
Dit kan een negatieve invloed hebben op de zogeheten ‘dekkingsgraad’. De dekkingsgraad geeft aan of een fonds voldoende geld in kas heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen. Met andere woorden: het is een indicator die aangeeft in hoeverre een fonds pensioenen uit kan keren. Niet alleen aan huidige, maar ook aan toekomstige gepensioneerden.
De dekkingsgraad wordt uitgedrukt in een percentage. Als het onder de 100 uitkomt, heeft een pensioenfonds te weinig in kas om aan zijn verplichtingen te voldoen. Als het percentage 110 procent of meer bedraagt, mag een pensioenfonds overwegen om de uitkeringen aan mensen die nu al pensioen ontvangen te verhogen. In jargon noemen we dit een ‘indexering’.
De dekkingsgraad staat er op dit moment met een percentage van 117,7% goed voor, mede met dank aan de gestegen beleidsrentes. Als de rente stijgt, daalt in relatieve zin de waarde van de toekomstige verplichtingen, oftewel: de kosten voor het pensioenfonds.
De rentes gingen tussen 2021 en dit jaar wereldwijd omhoog. Centrale banken deden dat om de inflatie te beteugelen. In de eurozone schroefde de Europese Centrale Bank (ECB) haar beleidsrente op van -0,5% in de zomer van 2022 naar een piek van 4 procent ruim een jaar later. Omdat de inflatie getemperd is, is die inmiddels verlaagd naar 3,25 procent.
De dekkingsgraad bedroeg op het hoogtepunt van de Europese rentestand 123,2%. Dat deze nu vijf procentpunt lager ligt, is het gevolg van een pensioenverhoging. Mede dankzij de hoge dekkingsgraad, besloot een aantal pensioenfondsen vorig jaar de uitkeringen aan de mensen die al pensioen ontvangen, te verhogen. Daardoor stegen de verplichtingen.
Een hoge rente is niet altijd gunstig voor het rendement van pensioenfondsen. Bij een gestegen rente daalt bijvoorbeeld de waarde van beleggingen die pensioenfondsen pas in de toekomst kunnen verzilveren. Een voorbeeld daarvan zijn staatsleningen. Die hebben vaak looptijden van vijf, tien of zelfs dertig jaar. Omdat een stijgende rente investeren in nieuwe leningen aantrekkelijker maakt, daalt juist het rendement op krediet dat al uitstaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.